Dat zeggen Leo Lueb en Geert Vinken, die september vorig jaar de vermogensbeheerder LG Partners begonnen in Sint Michielsgestel, onder de rook van Den Bosch.
Ze vinden dat er in klassieke beheerportefeuilles te veel nadruk op aandelen wordt gelegd, waardoor portefeuilles te sterk op veranderende aandelenkoersen reageren. Riskant en onnodig, zeggen ze.
Lueb werkte eerder bij Oyens & Van Eeghen, Deutsche Bank, PGGM en het Amerikaanse Bridgewater Associates. Vinken werkte onder meer bij Deutsche Bank en Barclays Capital.
All Weather
Ze hanteren een beleggingsprincipe afgeleid van het All Weather-principe van de Amerikaanse institutionele belegger Bridgewater, waar Lueb vandaan komt.
Het uitgangspunt hiervan is dat markten niet te voorspellen zijn en dat het daarom niet verstandig is afhankelijk van je marktvisie bepaalde asset classes of regio’s te onder- of overwegen.
'Wat je wel weet, is dat je als belegger beloond wordt voor het nemen van beleggingsrisico en dat rendement varieert, afhankelijk van veranderingen van economische groei en inflatie', zegt Lueb.
Immuun maken
Wat je volgens het tweetal dus moet doen, is kijken hoe de verschillende asset classes op deze twee factoren reageren en je portefeuille vervolgens zo veel mogelijk immuun maken voor veranderingen in groei en inflatie.
Dit doe je door tegenover assets die positief reageren op groei, assets te zetten die hier negatief op reageren en tegenover assets die positief reageren op inflatie, zaken die hier negatief op reageren. Blijft over de risicopremie en die zorgt voor je rendement.
De portefeuilles van LG Partners bevatten exposure naar aandelen, grondstoffen, staatsobligaties en inflatie-gerelateerde staatsobligaties.
Aandelen | Inflatie gerelateerde staatsobligaties | Grondstoffen | Staatsobligaties | |
Groei | ++ | - | ++ | - |
Inflatie | -- | + | ++ | - |
Risicopremie | ++ | + | ++ | + |
Met deze assets worden een viertal sub-portefeuilles gebouwd, die verschillend reageren op veranderingen in groei- dan wel inflatieverwachtingen. Daarmee worden de risico’s naar die veranderingen zo goed mogelijk gebalanceerd.
Bij de keuze van de instrumenten maken ze steeds een afweging tussen de best mogelijke spreiding en de kosten. Staatsobligaties worden direct aangekocht, de rest van exposure wordt opgebouwd met indextrackers en in het geval van de meer offensieve portefeuille ook met futures.
Behoedzaam en groei
LG partners heeft twee modelportefeuilles: een behoedzame en een groeiportefeuille. De behoedzame strategie wordt gemanaged op een jaarlijkse volatiliteit van circa 8 procent, de groei strategie heeft een volatiliteit van circa 12 procent.
De portefeuilles leveren in principe evenveel rendement per eenheid risico. De behoedzame portefeuille heeft echter een exposure van 100 procent en de groei portefeuille als gevolg van het gebruik van futures, die gebruikt worden om het gewenste risiconiveau te bereiken, een exposure van 150 procent.
Hoewel LG Partners erg hamert op het spreiden over verschillende risico’s, betekent dit niet dat de portefeuille een groot aantal regels bevat. De behoudende portefeuille bestaat momenteel uit 8 regels: zeven trackers en één individuele obligatie. 'Dat is voldoende om een robuuste spreiding te realiseren', zegt Vinken, 'meer heb je niet nodig'.
Volgens Lueb die zelf al vanaf 2000 op deze manier belegt, werkt de strategie, ook in tijden van stress. 'Dan echter wel met die kanttekening dat ontwikkelingen wel het gevolg moeten zijn van veranderingen in de groei of de inflatie, wat meestal zo is, maar niet altijd. In situaties waar beleggers risico-avers worden en een voorkeur voor cash ontwikkelen, zullen alle assets daaronder lijden.'
Renteverhoging
Komt er een renteverhoging als gevolg van verbeterde groei dan wel inflatie, dan zal de portefeuille volgens Lueb 'redelijk robuust' zijn. Tegen een nieuwe golf van risico-aversie is de portefeuille minder beschermd, al heeft hij volgens het tweetal ook dan minder last dan een traditionele portefeuille.
Luebs portefeuille realiseerde in crisisjaar 2008 een minus van 20 procent. Een portefeuille met 70 procent aandelen en 30 procent obligaties deed ongeveer -26 procent.
De verwachting van Lueb en Vinken is jaarlijkse rendementen te behalen van pakweg 4,5 dan wel 7 procent boven het risicovrije rendement (=1-jarige staatsleningen). Momenteel is dat vrijwel nul, maar historisch (vanaf 1970) ligt dat risicovrije rendement op ruim 6 procent.
'Als gevolg van het lage risicovrije rendement momenteel zouden beleggers naar de toekomst toe hun totale rendementsverwachting enigszins moeten modereren', aldus Lueb.
De beheerportefeuilles van LG Partners bestaan nog maar net en hebben dus een vrij kort trackrecord. 'Doordat wij een stabiele allocatie hebben en overwegend met indextrackers werken, kun je echter vrij gemakkelijk backtesten', zegt Lueb.
Rendement
'Vanaf 1970 bijvoorbeeld ligt het rendement van een traditionele portefeuille met 70 procent aandelen en 30 procent obligaties op circa 4 procent boven het risicovrije rendement. Een backtest levert op dat de Groei Portefeuille met een vergelijkbaar risico van LG partners in dezelfde periode op een rendement van ruim 7 procent boven het risicovrije rendement per jaar uitkomt.
Bedenk je je dat bij sommige vermogensbeheerders of private banks vervolgens zomaar 2,5 a 3 procent aan kosten van dat rendement af kan gaan, dan blijft er weinig over', zegt Lueb, 'terwijl het doel van beleggen toch is meer rendement te behalen dan je op een spaarrekening krijgt'.
'Wij doen er daarom alles aan onze kosten laag te houden. We beleggen in kosten-efficiënte en liquide indextrackers en handelen weinig, eigenlijk alleen als een portefeuille gelet op de strategische risico-allocaties te veel uit de pas gaat lopen.'
Performance fee
Naast een vaste onkostenvergoeding van 0,5 procent van het belegde vermogen, rekent LG partners een performance fee van 5 procent over het behaalde resultaat boven het risicovrije rendement, waarvoor ze uitgaan van de rente op Treasury-bills, maar wel alleen als het portefeuillevermogen boven de zogenoemde 'high watermark' uitkomt.
Tegenstanders van performance fees zeggen vaak dat deze vergoedingen het nemen van extra risico in de kaart kan spelen. Volgens Vinken is dat echter niet het geval. 'We kiezen bewust voor een combinatie van een lage vaste vergoeding en een variabele vergoeding. Daarmee willen we onze belangen zo veel mogelijk gelijkschakelen met die van onze beleggers. Als zij immers minder rendement maken dan voelen wij dat ook in ons resultaat.'
Gaat het een jaar niet goed, dan is er geen sprake van verdere korting op de vaste vergoeding. Dat zou volgens Vinken ook een beetje raar zijn, omdat een robuuste bedrijfsvoering in gevaar zou kunnen komen als de onkostenvergoeding opeens 30 procent lager zou uitpakken. 'Dat is niet in het belang van onze beleggers.'
Skin in the game
De portefeuilles van Lueb en Vinken zijn toegankelijk vanaf 2,5 miljoen euro belegd vermogen. Om te laten zien dat ze echt in hun strategie geloven, hebben ze zelf ieder ook minimaal 2,5 miljoen euro in de eigen strategieën belegd.
Zo zijn ze in feite de seeding partners van de eigen vermogensbeheerder. In totaal heeft het bedrijf nu 16 miljoen onder beheer. Het streven is aan het eind van het jaar op 30 tot 50 miljoen te zitten.
Meer achtergronden op Fondsnieuws:
Welke beheerders kwamen erbij en stopten?