Quantcast
Channel: Investment Officer
Viewing all 14241 articles
Browse latest View live

Beste van de week: verliefd, verloofd... gescheiden

$
0
0

Van Kempen's dividendteam, voor alle duidelijkheid. Jorik van den Bos en Joris Franssen kent hij al twintig jaar, waarvan ze dus zeventien jaar nauwe collega's zijn. 'Ik moest een scheiding aanvragen met mijn oude team', aldus De Graaf in een interview over zijn overstap naar het creditteam van Kempen. 'Gelukkig werd het geen vechtscheiding.'

Het dividendteam zal het zonder De Graaf moeten doen. Althans, grotendeels, hij blijft namelijk wel als challenger voor de bank- en verzekeringssector bij het team betrokken. Eens per kwartaal zal hij aanschuiven bij zijn "exen" om de positionering en portefeuille te bespreken.

Zijn nieuwe liefde? Het creditteam, dat afgelopen half jaar voor de uitdaging stond om zes nieuwe mensen te vinden voor het groepje dat eind september aankondigde naar een Amerikaanse asset manager over te stappen.

In onze tweewekelijkse transfer-rubriek staat het overigens natuurlijk altijd bol van oude liefdes en nieuwe liefdes. Deze week was de meest opvallende aankondiging toch wel die van hoofd multi asset Jeroen Blokland, die in zijn graag gelezen Daily Insights liet weten een punt te zetten achter zijn huwelijk met Robeco. Een "ander" heeft hij niet; hij gaat een eigen research platform beginnen, waarover hij de komende weken meer zal vertellen in zijn nieuwsbrief.

Dan nog even de aandacht voor de slot-aflevering van de serie die zusterplatformen Fondsnieuws, Investment Officer België en Investment Officer Luxemburg samen hebben gemaakt over asset allocatie in het lagerenteklimaat. Ditmaal was Luxemburg aan de beurt, via een gesprek met Quintet. De bank is overgestapt op wereldwijde asset allocatie, ingegeven door het financiële klimaat. 'Een focus op Europa binnen de obligatieportefeuille brengt te veel risico's met zich mee’, aldus CIO Bill Street in een gesprek met medewerker Tjibbe Hoekstra.

Beste van de week


Nederlandse huurwoningen stormvaste inkomstenbron

$
0
0

Nederlandse huurwoningen zijn gewild bij institutionele beleggers. Gemiddeld genomen is 16 procent van de woningportefeuilles van Europese pensioenfondsen belegd in de Nederlandse woningmarkt, zegt Harm-Zwier Medendorp, strategy lead alternatieve beleggingen in het Multi-Management team van Aegon Asset Management.

De grotere Nederlandse pensioenfondsen hebben volgens hem al heel lang een aanzienlijke blootstelling aan Nederlandse huurwoningen en zitten boven het Europese gemiddelde. Daar komt bij dat ze ook flink in Nederlandse woninghypotheken beleggen. ‘Er is dus sprake van een significante home bias’, zegt Medendorp. Maar volgens hem zijn Nederlandse woningbeleggingen op basis van de historische rendementen een vrij stabiele categorie en voegen ze per eenheid risico veel waarde toe. 

‘Het rendement-risicoprofiel is erg defensief. Een woning is een eerste levensbehoefte voor de consument. Daardoor is de betalingsmoraal hoog en is er sprake van een zekere belegging qua inkomsten. Dat maakt huurwoningen interessant voor pensioenfondsen. Wat de beleggingscategorie ook buitengewoon aantrekkelijk maakt, is dat de huur in de meeste gevallen voor een deel gelinkt is aan de inflatie.’ 

Maatschappelijke impact 

Pensioenfondsen kunnen bovendien een maatschappelijke rol vervullen op de woningmarkt, stelt Medendorp, door in te spelen op de Sustainable Development Goals (SDG’S) van de Verenigde Naties. Denk aan goede gezondheid en welzijn, en duurzame steden en gemeenschappen met betaalbare woningen.

‘Er zijn verschillende invalshoeken voor pensioenfondsen om invulling te geven aan hun ESG-beleid. We zien ook nieuwe beleggingsinitiatieven ontstaan die daarop inhaken. Zo wordt er meer geïnvesteerd in zorgwoningen, omdat ouderen langer zelfstandig blijven wonen en toch zorg nodig hebben.’

In de voorbije jaren zijn de woningprijzen en huren fors gestegen. Het bruto aanvangsrendement op eersteklas (‘prime’) huurwoningen in Nederland is volgens vastgoedadviseur Savills intussen gedaald naar 3,5 procent. Het verschil tussen de aanvangsrendementen en de yields op veilige staatsobligaties is door de sterke waardestijgingen kleiner geworden. ‘Toch is de spread nog steeds interessant voor pensioenfondsen en andere beleggers’, stelt Medendorp vast. 

‘Vanuit mijn functie vergelijk ik de aanvangsrendementen van de verschillende vastgoedsegmenten met elkaar en ook dan springen woningenbeleggingen er nog altijd gunstig uit. Vergeleken met kantoren en winkels zijn woningen bovendien veel minder conjunctuurgevoelig. De vraag naar middel-dure huurwoningen in Nederland is gewoon heel groot, terwijl het aanbod ver achterblijft. Dat zal niet zo snel veranderen en stut de woningprijzen.’ 

Nederland als stabiele basis

Medendorp beschouwt de Nederlandse woningbeleggingsmarkt als een mooie stabiele basis in de portefeuille, en als aanvulling daarop kijkt hij naar mogelijkheden elders in Europa. Zo worden er in het Verenigd Koninkrijk vaak woningen door particulieren verhuurd en niet zoals in Nederland op grote schaal door pensioenfondsen. ‘Dit biedt voor fondsmanagers kansen om een kwalitatief hoogstaand product in de markt te zetten, wat de woonconsument aanspreekt’, zegt Medendorp. 

Daarnaast heeft het Multi-Management team van Aegon AM een aantal jaren geleden voor haar institutionele klanten een positie in Duitsland opgebouwd en inmiddels ook weer verkocht. Dat heeft een mooi rendement opgeleverd. ‘Vanwege de vaak minder ontwikkelde huurmarkten in het buitenland ligt het risico wat hoger dan in Nederland, maar daartegenover staat ook een hoger rendement. Ons vizier is gericht op stedelijke gebieden, omdat we denken dat de verstedelijking op lange termijn doorzet.’ 

Ondanks de krachtige prijsstijgingen blijven de rendementskansen volgens Medendorp goed. ‘We verwachten dat het indirecte rendement door de economische cycli heen de inflatie zal volgen. Het direct rendement op de Nederlandse woningmarkt schat ik op de lange termijn in op 3 tot 4,5 procent per jaar.’

Amsterdam verliest glans 

Volgens Mirjam Bani (foto), econoom bij ING, staan de verhuurrendementen op de Nederlandse woningbeleggingsmarkt flink onder druk. ‘In Amsterdam is het directe rendement op een doorsnee beleggingswoning vorig jaar teruggevallen van 3,9 procent naar 3,5 procent, bij een financiering van 70 procent en een 10-jaarsrente van 3,3 procent’, zegt Bani.

‘Dat kwam vooral door de daling van de gemiddelde huurprijzen met 6,1 procent, nadat de huren tussen 2014 en 2019 met een kwart waren opgelopen. Maar ook de verdere waardestijging van 3,5 procent gedurende 2020 droeg bij aan de daling van de directe rendementen.’ 

Ook in de gehele Nederlandse woningbeleggingsmarkt zijn de directe rendementen in de afgelopen jaren flink gezakt, blijkt uit gegevens van brancheorganisatie INREV. Het uitkeerbare directe rendement van niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen die alleen in de Nederlandse woningmarkt beleggen, lag vorig jaar op 2,71 procent, tegen nog 4,07 procent in 2014. 

Dit jaar staan de verhuurrendementen verder onder druk door de verhoging van de overdrachtsbelasting van 2 procent naar 8 procent. ‘Het directe rendement in Amsterdam daalt daardoor nog eens met circa 40 basispunten naar 3,1 procent’, aldus Bani. Langetermijnbeleggers zijn volgens haar meer gericht op het directe dan het indirecte rendement en vergelijken het risico-rendementsprofiel uiteraard met andere beleggingen. Dan springt de Amsterdamse woningmarkt er nog redelijk goed uit. 

Terugval

‘De terugval van het rendement op Amsterdamse woningen in 2020 is vergelijkbaar met de daling van de yields op tienjarige Europese staatsobligaties. De relatieve aantrekkelijkheid van de beleggingscategorie is dus niet veranderd’, aldus Bani. Vergeleken met de daling van de verwachte earnings yield op Europese aandelen met 170 basispunten valt de afname van het direct rendement op de Amsterdamse woningmarkt nog relatief mee. 

‘Wel zien we dat woningbeleggers in toenemende mate uitwijken naar andere regio’s in Nederland, omdat de prijzen in Amsterdam sinds 2013 veel harder zijn gestegen dan het landelijk gemiddelde. Amsterdam is door de jaren heen vanwege die prijsstijging minder aantrekkelijk geworden. Tegenover het hogere directe rendement buiten de hoofdstad staat echter ook een hoger leegstandsrisico’, waarschuwt Bani. 

De verslechterde betaalbaarheid zette voor de coronacrisis de huren in de hoofdstad al onder druk en dat werd nog eens versterkt door het wegvallen van immigranten. ‘Dit is deels een tijdelijk effect, want we gaan ervan uit dat kenniswerkers na de pandemie weer terugkeren.’ Overigens is de druk op de huren vooral te zien in het dure segment.  ‘Het middel-dure segment is minder conjunctuurgevoelig en lijkt vooralsnog minder last te hebben van de pandemie.’ 

Politiek

Vastgoedbeleggers krijgen dit jaar te maken met maximalisering van de huurprijsstijgingen in de vrije sector. In de komende drie jaar mogen de huren met maximaal de inflatie plus 1 procentpunt stijgen. ‘Hoewel woningen daarmee hun inflatiebescherming houden, kan dit het directe rendement onder druk zetten’, zegt Bani. 

In extra regelgeving om particuliere beleggers te ontmoedigen ziet ze een risico voor de woningbeleggingsmarkt in Amsterdam en de andere grote steden. ‘Maar ik denk dat de politiek zich ervan bewust is dat maatregelen om de betaalbaarheid van de huren te verbeteren ten koste gaan van de aantrekkelijkheid om nieuwe woningen te bouwen. Dat kan het woningtekort nog vergroten.’ Want Amsterdam heeft volgens Bani een enorme aantrekkingskracht op bedrijven en mensen, waardoor de vraag naar woningen erg groot blijft. ‘De krapte houdt nog zeker tien jaar aan en dat zorgt voor lage leegstandsrisico’s.’
 

Welk risico? Get real!

$
0
0

Generaals die de vorige oorlog uitvechten – dat gevoel kreeg ik bij het doorlezen van de nieuwe pensioenplannen. Eerder sprak ik op deze plek al mijn hoop uit op echte hervorming: meer keuzevrijheid, meer maatwerk bij de invulling van de beleggingen, meer aandacht voor de deelnemer. De afgelopen maanden heb ik aan de pensioenfondstafels veel plannen langs zien komen, maar blij kan ik er nog niet van worden: meer vragen dan antwoorden,  beperkte visievorming en saaie presentaties.  

Uitzonderingen bevestigen de regel. In een van de meer prikkelende presentaties ging een adviseur tellen hoe vaak de term renterisico viel in de memorie van toelichting. Dat was dus vijftig keer. Dat rente heel vaak wordt genoemd, begrijp ik. Die is bij veel fondsen de oorzaak van veel problemen. Maar de focus gaat schuiven. In het nieuwe stelsel met lifecycles is een van de logische gevolgen dat we minder over rentes hoeven te hebben – minder renteafdekking voor jongeren en minder obligaties wanneer er een hoger risicoprofiel dan nu wordt gevoerd. Eindelijk. De details zullen nog uitgewerkt worden. Dat laat ik graag aan anderen. De adviseur stipte vervolgens aan dat de term inflatierisico nul keer werd genoemd. Hoe bizar!  

Dat inflatie de afgelopen decennia geen groot risico was, zal u ongetwijfeld bekend zijn. Sterker nog, de laatste jaren waren er meer zorgen om mogelijke deflatie. U hoeft mijn mening niet te delen dat de noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor hogere inflatie er zijn; iedereen die de afgelopen jaren door het ontbreken van voldoende vermogen zijn of haar indexatie is misgelopen, zal beamen dat ook minder inflatie dan de ECB-doelstelling koopkrachtpijn doet.  

In het nieuwe stelsel krijgt u linksom of rechtsom te maken met lifecyles. Voor de verschillende cohorten zal het inflatierisico anders zijn. Jongeren hebben nog weinig financieel vermogen opgebouwd en hebben veel toekomstig inkomen wat wel meegroeit met inflatie. Oudere werknemers die vermogender zijn maar minder inkomensgroei in het vooruitzicht hebben, zullen zich al meer zorgen maken. De beleggingshorizon is nog lang, dus zolang de rendementen op de middellange termijn maar hoger zijn dan inflatie is het prima. Voor gepensioneerden gaat het meer om koopkrachtbehoud op de korte termijn; het niet bijbenen van inflatie doet meteen pijn.

U ziet meteen waarom er meer maatwerk moet zijn per lifecycle en dat de optimale mix voor de  deelnemer meer omvat dan de naïeve vuistregel ‘100 minus je leeftijd’. Die werkt redelijk voor de verdeling naar risico, maar gaat volledig voorbij aan het inflatievraagstuk. Het is hoog tijd om ook reëel te gaan denken. Leuk dat nominale kader, maar daar heb je bij de kassa niet aan. Het is hoog tijd om ook reëel te gaan denken.

Gelukkig is het allemaal niet zo moeilijk en bieden lifecycles voldoende mogelijkheden. Jongeren hoeven geen obligaties – zeker niet bij deze rentes – en vooral juist veel focus op groei en illiquiditeit.  Gepensioneerden willen juist wel de stabiliteit van obligaties, maar dan liefst een flinke pluk inflatie-gerelateerd, om dat risico te mitigeren. De oudere deelnemer die nog een relatief lange horizon heeft en wel enig inflatierisico kan lopen, zou dus juist moeten sturen op hoge verwachte reële rendementen: aandelen, vastgoed en risicovolle obligaties – en grondstoffen als u het begrijpt en lef hebt. 

Lees de nieuwe pensioenplannen nog eens door en laat het aantal keren dat de termen renterisico en inflatierisico worden genoemd nog eens goed op u inwerken. Vraagt u zich vervolgens af welke generaal u zou willen zijn: die de troepen aanstuurt op beleggen via de achteruitkijkspiegel of voor de toekomst? Bepaal dan de juiste lifecycles.

Roelof Salomons is hoogleraar Beleggingstheorie en Vermogensbeheer aan de Rijksuniversiteit Groningen en strategisch adviseur bij verschillende financiële instellingen.

De 5 fondsen met de hoogste carbon risk score

$
0
0

Met deze score kunnen beleggers evalueren hoeveel risico de bedrijven in hun fondsen lopen tijdens de overgang naar een koolstofarme economie, legt Morningstar-analist Ronald van Genderen uit in zijn bijdrage voor deze week.

De wereldwijde economie is in toenemende mate aan het verduurzamen. De vraag is of de genomen stappen voldoende zijn om de doelstellingen uit het klimaatverdrag van Parijs te halen. Het belangrijkste doel van dit in 2015 bereikte akkoord is de opwarming van de aarde beperken tot zeker 2 graden celsius ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, met een duidelijk zicht op 1,5 graad. Belangrijk onderdeel van het plan is om per 2030 de uitstoot van koolstofdioxide (CO2) met 40 procent te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990.

Grote consequenties

Voor bedrijven en daarmee ook beleggers heeft dit grote consequenties. Steeds kiest de consument voor duurzame producten en diensten. De aanschaf van een elektrische auto in plaats van eentje met een benzine- of dieselmotor, bijvoorbeeld. Bedrijven die hier op inspelen lijken de wind in de zeilen te hebben door een groeiende vraag naar duurzame oplossingen van hun klanten in combinatie met het milieuvriendelijke stimuleringsbeleid van overheden.

De andere kant van de medaille is dat bedrijven die vervuilende producten aanbieden of middels vervuilende processen produceren, zich geconfronteerd zien met een afnemende vraag. Daarnaast lopen zij het risico van toenemende kosten, bijvoorbeeld door een oplopende prijs voor CO2-emissierechten.

Tot slot, zien zij zich geconfronteerd door oplopende druk van overheden, actiegroepen, aandeelhouders en de publieke opinie. Shell is een aansprekend voorbeeld. Al jarenlang proberen actiegroepen en aandeelhouders het concern te bewegen om minder in de exploratie van fossiele brandstoffen te investeren en de draai te maken naar schone en hernieuwbare energiebronnen. Op 26 mei stond het oliebedrijf wederom in de rechtbank om zich te verdedigen tegen Milieudefensie, dat bij de rechtbank probeert af te dwingen dat Shell voor een klimaatvriendelijke koers kiest. De rechter stelde de eisers in het gelijk, wat invloed heeft op het beleid dat Shell voert.

Score van Sustainalytics

Voor beleggers is het zaak om deze kansen en risico’s tegen elkaar af te wegen en uiteindelijk te bepalen in welke mate deze al in de aandelenkoersen zijn verwerkt. Om fondsbeleggers te helpen bij de inschatting van de risico’s die verbonden zijn aan de CO2-uitstoot van bedrijven, heeft Morningstar de Morningstar Carbon Risk Score ontwikkeld. Dit is een gewogen gemiddelde van de individuele carbon risk scores van de bedrijven in portefeuille. Deze score van Sustainalytics geeft het risico aan dat bedrijven lopen tijdens de overgang naar een koolstofarme economie.

Neem de brede wereldwijde aandelenmarkt, vertegenwoordigd in de MSCI World index. Die heeft een Carbon Risk Score van 7,09. Groei-aandelen blijken een lager risico te hebben, blijkens de score van 3,76 van de MSCI World Growth index. Waarde-aandelen hebben met een score van 10,50 juist een duidelijk hoger risico dan de brede markt.
Dit is volgens Van Genderen onder meer te verklaren met het feit dat waarde-aandelen een hogere blootstelling hebben aan vervuilende industrieën. ‘Zo heeft de energie-sector met 33,70 met afstand de hoogste score. Ter vergelijking, de nutssector heeft de op een na hoogste score met 17,68. De sectoren met de laagste scores zijn gezondheidszorg (1,59) en technologie (1,51).’

In de top-5 van deze week een overzicht van de vijf wereldwijde aandelenfondsen met de hoogste carbon risk score (waarvan een distributievergoedingvrije aandelenklasse beschikbaar is in Nederland).

Hoogste risico

Het wereldwijde aandelenfonds met de hoogste carbon risk score, oftewel het hoogste risico voortvloeiend uit de transitie naar een schonere wereldeconomie is Pzena Global Focussed Value Fund. Van Genderen: ‘Een fonds uit de stal van een New Yorks fondshuis dat is gespecialiseerd in waardebeleggen. De hoge carbon risk score voor dit fonds komt met name door de hoge blootstelling aan de energie-sector. Daarbinnen is Royal Dutch Shell de enige oliemaatschappij, maar met Halliburton en Baker Hughes heeft de portefeuille diverse dienstverleners aan de oliesector. Daarnaast zijn de drie autoproducenten Volkswagen, Isuzu Motors en Honda Motor onder de posities die bijdragen aan het hoge carbon risk profiel.’

Op de vijfde plaats in het overzicht staat Robeco BP Global Premium Equities, dat een Morningstar Analyst Rating heeft van Silver. Van Genderen: ‘De ervaren Chris Hart beheert dit fonds al meer dan twaalf jaar en geniet brede en getalenteerde ondersteuning binnen Robeco Boston Partners. De benadering rust op de bedrijfsbrede aanpak die kijkt naar fundamentals en momentum, maar bovenal wordt gecombineerd met een strikte waarderingsdiscipline, welke het fonds ook regelmatig een waardetilt bezorgt. De portefeuille heeft een overweging naar de energie-sector, maar het is vooral de aandelenselectie die voor een hoge carbon risk score zorgt. Zo hebben bijvoorbeeld Diamondback Energy en HollyFrontier zelfs voor de energie-sector hoge risico scores. Daarnaast treffen we ook hier autoproducenten Honda en Volkswagen aan en hebben binnen de sector industrie Rheinmetall en Melrose Industries bovengemiddelde scores.'

'Kwaliteit converteerbare obligaties beter dan ooit'

$
0
0

Dat zegt Emmanuel Martin (foto), beheerder van het fonds Echiquier Convexité SRI Europe bij Financière de l'Echiquier (LFDE), in een gesprek met Fondsnieuws' zusterplatform Investment Officer.

Volgens Martin kunnen converteerbare obligaties een waardevolle aanvulling vormen op de activa-allocatie in alle marktomstandigheden, omdat zij door hun hybride karakter dat zich situeert tussen obligaties en aandelen, veel minder volatiel zijn dan aandelen. Ook hun convexiteit (maatstaf voor de wijzigende duration als de rente wijzigt. Doorgaans hebben obligaties een positieve convexiteit, red.) helpt daarbij.

‘Converteerbare obligaties hebben de uitzonderlijke verdienste dat zij grotendeels kunnen meegaan in de stijging van de aandelenmarkten en de daling kunnen opvangen. Op lange termijn capteren zij twee derde tot driekwart van de opwaartse en slechts een kwart van de neerwaartse effecten. Ze zijn ook minder volatiel dan aandelen dankzij hun convexiteit,’ stelt hij.

Veel meer emittenten

Volgens Martin zijn converteerbare obligaties in 2021 nog aantrekkelijker geworden. Ten eerste zijn er in de afgelopen drie jaar veel meer emittenten bijgekomen die converteerbare obligaties hebben uitgegeven.

Ten tweede was vorig jaar een recordjaar in de VS en in Europa het beste jaar van de laatste zes à zeven jaar. Hierdoor evolueert het universum steeds verder en breidt het uit, waardoor er ook meer sectoren belegbaar worden.  

Martin voegt daaraan toe: ‘De kredietkwaliteit van de emittenten is ook aanzienlijk verbeterd. Dat is een nieuw en positief verschijnsel. We kunnen nu een aantal mooie investment grade blue chips vinden met een groeiprofiel.’

Flows

Ook de flowdynamiek van de activaklasse is verbeterd. Converteerbare obligaties zijn de laatste tijd wereldwijd weer in de belangstelling gekomen. Volgens de beheerder nemen de instroom in deze fondsen weer toe. 'In 2021 merken we opnieuw een sterke vraag, vooral in Europa. 

Martin: ‘De activaklasse heeft nog een andere verdienste, namelijk een korte duration, die gemiddeld rond de drie jaar schommelt, waardoor de gevolgen van stijgende rentevoeten binnen de perken blijven.’

In het verleden was de duratie veel langer.

Rating

Martin zegt dat 56 procent van het Europese universum een rating heeft. De gemiddelde rating van deze 56 procent is BBB+, dus grotendeels investment grade. In het deel zonder rating, de resterende 44 procent, hanteren de beheerders van LFDE een interne rating, die gemiddeld overeenkomt met BBB. 

De prestaties van converteerbare obligaties in crisisjaren zoals 2008 en 2011 waren teleurstellend, omdat de kredietspreads aanzienlijk toenamen.

Hedgefondsen die moesten verkopen, waren er ook zwaar in belegd. Nu is dat anders, want in Europa is 90 procent van het universum in handen van directionele en institutionele fondsen.’

 

Absolute prestaties op jaarbasis van het fonds Echiquier Convexité SRI Europe, per 30.04.2021:  
1 jaar: +10,9% 
3 jaar : +1,7% 
5 jaar: +2,6% 
10 jaar: +2,7% 
Sinds oprichting (12.10.2006): +3,0% 

‘Grondstoffen bieden zeer effectieve inflatiegevoeligheid’

$
0
0

Dat stelt Ralph Sandelowsky, senior portfolio manager commodities bij Achmea Investment Management, in gesprek met FN Institutioneel, de deelredactie van Fondsnieuws die zich op de institutionele beleggersmarkt richt.

De grondstofprijzen zitten de laatste tijd weer sterk in de lift. Over de afgelopen twaalf maanden is de S&P GSCI grondstoffenindex met circa 70 procent gestegen. Volgens sommige marktvorsers is dit de voorbode van een nieuwe supercyclus. 

Maar Sandelowsky zet vraagtekens bij dit scenario. Volgens hem moet de sterke prijsstijging vooral in het licht worden gezien van de forse correctie toen de pandemie losbrak. ‘Begin 2020 zetten Saudi-Arabië en Rusland de oliekraan wijd open, nadat beide landen het niet eens konden worden over een productiebeperking. Vervolgens viel de vraag door corona in een keer weg, waardoor de olie- en gasprijzen in een vrije val belandden’, zegt Sandelowsky. 

Tegen de verwachting in slaagden oliekartel Opec en Rusland er daarna wel in om een akkoord te bereiken over het verlagen van de productie. ‘Dit vormde samen met het goede vaccinnieuws de aanleiding voor een scherp prijsherstel vanaf eind vorig jaar.’ 

Genoeg voorraden 

Nu de economie weer heropent, zal de vraag naar olie toenemen. ‘Omdat de markt groeit is er voor de Opec en Rusland minder reden om marktaandeel te veroveren, zodat de kans groot is dat ze de bestaande productiebeperkingen voorlopig handhaven of voorzichtig versoepelen. Meer dan ooit is de huidige olieprijs houdbaar’, aldus Sandelowsky. 

Aan de andere kant acht hij de kans op een langdurige prijsstijging klein. ‘Mocht de vraag sneller dan verwacht toenemen dan kunnen Saudi-Arabië en Rusland de productie eenvoudig vergroten. Dan dalen de prijzen weer. Met de enorme beperking die gedaan is, zijn nog genoeg makkelijk te winnen olie- en gasvoorraden in de wereld. Daarom kan er de komende jaren alleen een aanbodtekort ontstaan als ze de olie niet willen oppompen.’ 

Hoewel de energiesector bepalend is voor de ontwikkeling van de brede grondstoffenindices, zitten ook de prijzen van industriële metalen in de lift. Zo kwam de koperprijs onlangs voor het eerst in tien jaar boven de 10.000 dollar per ton uit. ‘Door de coronapandemie is er veel aanbod tijdelijk weggevallen, terwijl de vraag juist sterk is gestegen door een krachtig economisch herstel in China en meer investeringen in infrastructuur in onder andere de VS’, zegt Sandelowsky. 

‘In de Green Deal zet de EU fors in op elektrificatie, waardoor er ook meer vraag naar koper komt. We moeten afwachten of de grote koperproducenten in staat zijn om het aanbod op termijn te verhogen. Dat is mij op dit moment niet duidelijk. De prijsstijging van koper is excessief, maar in de huidige markt wel verklaarbaar.’

Inflatiegevoeligheid

Beleggers zien grondstoffen traditiegetrouw als een bescherming tegen inflatie. Maar hoe effectief is de inflatiehedge eigenlijk? ‘Als grondstofprijzen stijgen komt dat niet direct tot uiting in de inflatie. Er zit altijd een vertraging in’, zegt Sandelowsky. Hij heeft de samenhang tussen inflatie en de grondstofprijzen over de afgelopen jaren per voortschrijdende 12-maands periode in kaart gebracht via een regressieanalyse.

‘Daaruit kwam naar voren dat een stijging van de inflatie met 1 procent leidt tot een stijging van de grondstofprijzen met 17 tot 20 procent. Deze hoge gevoeligheid zie je nergens anders. Het break-even punt ligt op 1,25 procent inflatie. Daarboven verdien je geld met grondstoffen, daaronder verlies je. Bij 1 procent inflatie bedraagt het verlies ongeveer 5 procent.’ 

De relatie is volgens hem heel stabiel door de tijd heen. ‘Met grondstoffen wordt de inflatiegevoeligheid van de portefeuille sterk verhoogd. Naast de diversificatievoordelen is dat een belangrijk argument voor pensioenfondsen om in grondstoffen te beleggen. Vanwege de enorme gevoeligheid kan de allocatie beperkt blijven tot 2,5 à 5 procent.’ 

Verzekeringspremie 

Ondanks de stevige rally van de voorbije maanden was een grondstofbelegging in het afgelopen decennium verliesgevend. Zo noteert de S&P GSCI nog altijd ruim 30 procent onder het niveau van tien jaar geleden. ‘Deze index maakt gebruik van zeer kortlopende termijncontracten, omdat dit de meest liquide contracten zijn. Er zijn ondertussen echter meerdere varianten op deze strategie’, vertelt Sandelowsky.

‘De laatste jaren is de liquiditeit van langer lopende contracten enorm verbeterd. De rendementen lopen sterk uiteen, afhankelijk van de positionering op de curve. Zo liet het zesde contract op de futurecurve juist een kleine winst zien in tien jaar tijd.’ 

Omwille van de leveringszekerheid zijn bedrijven die grondstoffen nodig hebben voor hun productieproces bereid om hogere prijzen te betalen voor kortlopende contracten. Die verzekeringspremie loopt er in de curve langzaam uit, zegt hij. ‘Hoe langer de contracten, hoe beter de risico-rendementsverhouding. Als belegger hoeven wij die verzekeringspremie natuurlijk niet te betalen en daarom richten wij ons alleen op de langer lopende contracten. Dit past ook veel beter bij de beleggingshorizon van pensioenfondsen.’ 

De grondstoffenstrategie zal op korte termijn achterblijven in een sterk opgaande markt, maar genereert volgens Sandelowsky een outperformance op lange termijn. Dat blijkt ook  uit de goede prestaties van het Achmea IM Commodity Fund EUR Hedged fonds sinds de start eind maart 2016. Over de eerste vijf jaar (tot eind maart 2021) lag het cumulatieve rendement op 13,5 procent na aftrek van kosten, terwijl de benchmark juist 13 procent heeft verloren. 

Activistisch klimaatbeleid schaadt belangen jongeren

$
0
0

<--break->Als econoom ben ik eraan gewend dat voorspellingen, die doorgaans zijn gebaseerd op modellen, binnen enkele maanden ontsporen en we vinden het heel normaal dat zulke economische voorspellingen elk kwartaal worden herzien. Omslagpunten voorzien blijft sowieso een te moeilijke opgave. Enkele jaren geleden frappeerde het mij daarom dat klimaatwetenschappers met hun modellen tientallen jaren, soms nog veel meer, vooruitkijken en dat de uitkomsten een hoge mate van betrouwbaarheid wordt toegedicht. Wat een contrast met de wereld van economen! 

Daar kan ik van leren, dacht ik; het klimaat is immers vast minstens zo complex als de economie. Ik lees de laatste jaren daarom regelmatig over het klimaat. Naast dat boek van Koonin en wat je in de media krijgt voorgeschoteld recentelijk ook, bijvoorbeeld, “False Alarm” van Bjørn Lomborg, “Apocalyse: Never” van Michael Shellenberger en blogs op www.klimaatgek.nl en www.clintel.nl. Die auteurs zijn geen charlatans of doorgedraaide, Trump-aanbiddende samenzweringsgelovigen. Zo is Koonin naast een gerespecteerd wetenschapper onder Obama, ook onderminister voor Energie. Hij is al lang betrokken bij onderzoek naar het klimaat en bepaling van het klimaatbeleid.

De klimaatdiscussie is verpolitiseerd

Ik ben enorm geschrokken van wat ik de laatste jaren heb gelezen. De klimaatdiscussie is volstrekt verpolitiseerd en gepolariseerd. Wie een mening is toegedaan die afwijkt van wat activisten tot politiek-correct hebben bestempeld, vaak met de bewering dat 97 procent van de deskundigen er zo over denkt, wordt liefst monddood, maar tenminste het leven zuur gemaakt. Het meest opmerkelijk is de uitspraak: “the science is settled”. Die slaat elke discussie dood terwijl wetenschappers juist open moeten staan voor discussie.

Ik ben geen klimaatdeskundige, maar heb van al dat leeswerk wel geleerd. Dat het op aarde heel lang veel warmer is geweest dan nu had ik mij niet gerealiseerd. Evenmin had ik gehoord van de ‘medieval warm period’ of de daarop volgende ‘kleine ijstijd’ en van het gesjoemel met historische data reeksen was ik mij niet bewust. Helemaal verbaasd was ik toen ik ontdekte dat allerlei zaken die als vaststaande feiten worden gepresenteerd helemaal niet vaststaan.

Zo stijgt de zeespiegel kennelijk al 150 jaar, maar is van enige versnelling geen sprake. Evenmin zijn er meer bosbranden, hittegolven of orkanen dan voorheen. De alarmistische verhalen hierover zijn gebaseerd op voorspellingen door modellen. Die modellen zitten er kennelijk echter al decennialang naast, dus hoeveel waarde moet je daaraan hechten? Dat het klimaat verandert, staat vast. Maar dat het huidige alarmisme misplaatst is, ook. 

De omgekeerd weg

In het verleden is de mensheid er af en toe in geslaagd enorme welvaartswinst te boeken door over te schakelen naar meer efficiënte, goedkopere en meer betrouwbare energiebronnen. Zo’n sprong voorwaarts gaat gepaard met groeiende werkgelegenheid en dat is fijn voor jongeren, nieuwkomers op de arbeidsmarkt die dan meer kansen krijgen. Het is geen toeval dat juist in landen met weinig economische groei jongeren het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt en er wordt gesproken over een ‘verloren generatie’.

Gedreven door het huidige klimaatalarmisme gaat de mensheid voor het eerst in de geschiedenis het tegengestelde doen: overschakelen op minder efficiënte, duurdere energiebronnen en dat liefst zo snel mogelijk. Natuurlijk ontstaan er kansen voor mensen in die specifieke sectoren, maar voor de economie als geheel hangt er een hoog prijskaartje aan. Het gaat ten koste van de groeidynamiek van de economie. Jongeren worden opgejut om zich activistisch op te stellen in de klimaatdiscussie, wat ze vaak ook doen. De ironie wil dat het door alarmisme gedreven beleid juist de kansen op economische ontplooiing van veel jongeren zal schaden. Wanneer gaat iemand dat eens eerlijk aan ze vertellen?

Topman Peter Sieradzki verlaat InsingerGilissen

$
0
0

In het door moederbedrijf Quintet Private Bank aan Fondsnieuws in een verklaring bevestigde nieuws, stelt Sieradzki. 'Leading InsingerGilissen has been a tremendous privilege. While I will deeply miss serving clients and working with wonderful colleagues here in the Netherlands and across Europe, this is the right time for me to pass the leadership baton and transition to the next stage in my life.'

Sieradzki (64) zal nog een aantal maanden aanblijven om te zorgen voor een soepele transitie naar een nog aan te wijzen opvolger. 

Sieradzki is Zuid-Afrikaan van origine. Hij besloot samen met zijn echtgenote om naar Amsterdam te verhuizen. Dat zou zijn ingegeven door de Apartheid waarvan onder het blanke bewind tot de machtsoverdracht sprake was. Hij was verbonden aan de Zuid-Afrikaanse bank Integro Groep, die in 1995 Insinger de Beaufort overnam. 

In 2009 werd Sieradzki er de topman van. Dat was het jaar waarin de financiële crisis grote schade veroorzaakte - vooral ook in de sector zelf.  Naast zijn verbondenheid aan InsingerGilissen is hij al 20 jaar bestuurslid bij het Luxemburgse investeringsadviesbureau Blue Marlin Holdings.

In april 2016 kondigde KBL European Private Bankers aan een overeenkomst met BNP Paribas Wealth Management te hebben gesloten over de overname van Insinger de Beaufort. Vervolgens werd overgegaan tot de fusie met Theodoor Gilissen, dat sinds 2003 al onderdeel was van KBL epb. KBL epb werd in 2011 verkocht door het Belgische KBC aan investeerders uit Qatar. Inmiddels heeft KBL de naam veranderd in Quintet Private Bank. InsingerGilissen kon zijn naam behouden, omdat dat eerder zo bij de overname van de bank door de verkopers was afgedwongen. 

Toen tot de fusie werd besloten, moest Tanja Nagel - de CEO van Theodoor Gilissen - wijken. Zij zou lid worden van de raad van commissarissen, Sieradzki werd de CEO. 

Vorig jaar juli bevestigde Sieradzki dat alle dochterbedrijven van Quintet SA, waaronder InsingerGilissen NV, tot één bedrijfsonderdeel zouden worden samengevoegd. Dat leidde volgens hem 'niet tot meer centraliseren, maar tot meer functionaliseren'. 

Sieradzki benadrukte in het gesprek met Fondsnieuws dat het het opgaan in één bedrijfsstructuur geen grote operationele gevolgen heeft voor de bank. 'InsingerGilissen blijft het centrum voor de klant, het IT-platform blijft hetzelfde, net als het management en de brand.' Inmiddels wordt het beleggingsbeleid, inclusief een wereldwijde asset allocatie, echter wel vanuit het hoofdkantoor in Luxemburg gedaan. 

De vertrekkende topman verzekert in het persbericht dat 'onze focus gericht zijn om iedere klant, naar zijn unieke behoeften en wensen, te blijven bedienen. 'Ik heb er geen twijfel over dat InsingerGilissen en ons moederbedrijf, Quintet Private Bank, zal blijven groeien.'

Meer achtergronden op Fondsnieuws:

 

 


‘Grondstoffen bieden zeer effectieve inflatiehedge’

$
0
0

Dat stelt Ralph Sandelowsky, senior portfolio manager commodities bij Achmea Investment Management, in gesprek met FN Institutioneel, de deelredactie van Fondsnieuws die zich op de institutionele beleggersmarkt richt.

De grondstofprijzen zitten de laatste tijd weer sterk in de lift. Over de afgelopen twaalf maanden is de S&P GSCI grondstoffenindex met circa 70 procent gestegen. Volgens sommige marktvorsers is dit de voorbode van een nieuwe supercyclus. 

Maar Sandelowsky zet vraagtekens bij dit scenario. Volgens hem moet de sterke prijsstijging vooral in het licht worden gezien van de forse correctie toen de pandemie losbrak. ‘Begin 2020 zetten Saudi-Arabië en Rusland de oliekraan wijd open, nadat beide landen het niet eens konden worden over een productiebeperking. Vervolgens viel de vraag door corona in een keer weg, waardoor de olie- en gasprijzen in een vrije val belandden’, zegt Sandelowsky. 

Tegen de verwachting in slaagden oliekartel Opec en Rusland er daarna wel in om een akkoord te bereiken over het verlagen van de productie. ‘Dit vormde samen met het goede vaccinnieuws de aanleiding voor een scherp prijsherstel vanaf eind vorig jaar.’ 

Genoeg voorraden 

Nu de economie weer heropent, zal de vraag naar olie toenemen. ‘Omdat de markt groeit is er voor de Opec en Rusland minder reden om marktaandeel te veroveren, zodat de kans groot is dat ze de bestaande productiebeperkingen voorlopig handhaven of voorzichtig versoepelen. Meer dan ooit is de huidige olieprijs houdbaar’, aldus Sandelowsky. 

Aan de andere kant acht hij de kans op een langdurige prijsstijging klein. ‘Mocht de vraag sneller dan verwacht toenemen dan kunnen Saudi-Arabië en Rusland de productie eenvoudig vergroten. Dan dalen de prijzen weer. Met de enorme beperking die gedaan is, zijn nog genoeg makkelijk te winnen olie- en gasvoorraden in de wereld. Daarom kan er de komende jaren alleen een aanbodtekort ontstaan als ze de olie niet willen oppompen.’ 

Hoewel de energiesector bepalend is voor de ontwikkeling van de brede grondstoffenindices, zitten ook de prijzen van industriële metalen in de lift. Zo kwam de koperprijs onlangs voor het eerst in tien jaar boven de 10.000 dollar per ton uit. ‘Door de coronapandemie is er veel aanbod tijdelijk weggevallen, terwijl de vraag juist sterk is gestegen door een krachtig economisch herstel in China en meer investeringen in infrastructuur in onder andere de VS’, zegt Sandelowsky. 

‘In de Green Deal zet de EU fors in op elektrificatie, waardoor er ook meer vraag naar koper komt. We moeten afwachten of de grote koperproducenten in staat zijn om het aanbod op termijn te verhogen. Dat is mij op dit moment niet duidelijk. De prijsstijging van koper is excessief, maar in de huidige markt wel verklaarbaar.’

Inflatiegevoeligheid

Beleggers zien grondstoffen traditiegetrouw als een bescherming tegen inflatie. Maar hoe effectief is de inflatiehedge eigenlijk? ‘Als grondstofprijzen stijgen komt dat niet direct tot uiting in de inflatie. Er zit altijd een vertraging in’, zegt Sandelowsky. Hij heeft de samenhang tussen inflatie en de grondstofprijzen over de afgelopen jaren per voortschrijdende 12-maands periode in kaart gebracht via een regressieanalyse.

‘Daaruit kwam naar voren dat een stijging van de inflatie met 1 procent leidt tot een stijging van de grondstofprijzen met 17 tot 20 procent. Deze hoge gevoeligheid zie je nergens anders. Het break-even punt ligt op 1,25 procent inflatie. Daarboven verdien je geld met grondstoffen, daaronder verlies je. Bij 1 procent inflatie bedraagt het verlies ongeveer 5 procent.’ 

De relatie is volgens hem heel stabiel door de tijd heen. ‘Met grondstoffen wordt de inflatiegevoeligheid van de portefeuille sterk verhoogd. Naast de diversificatievoordelen is dat een belangrijk argument voor pensioenfondsen om in grondstoffen te beleggen. Vanwege de enorme gevoeligheid kan de allocatie beperkt blijven tot 2,5 à 5 procent.’ 

Verzekeringspremie 

Ondanks de stevige rally van de voorbije maanden was een grondstofbelegging in het afgelopen decennium verliesgevend. Zo noteert de S&P GSCI nog altijd ruim 30 procent onder het niveau van tien jaar geleden. ‘Deze index maakt gebruik van zeer kortlopende termijncontracten, omdat dit de meest liquide contracten zijn. Er zijn ondertussen echter meerdere varianten op deze strategie’, vertelt Sandelowsky.

‘De laatste jaren is de liquiditeit van langer lopende contracten enorm verbeterd. De rendementen lopen sterk uiteen, afhankelijk van de positionering op de curve. Zo liet het zesde contract op de futurecurve juist een kleine winst zien in tien jaar tijd.’ 

Omwille van de leveringszekerheid zijn bedrijven die grondstoffen nodig hebben voor hun productieproces bereid om hogere prijzen te betalen voor kortlopende contracten. Die verzekeringspremie loopt er in de curve langzaam uit, zegt hij. ‘Hoe langer de contracten, hoe beter de risico-rendementsverhouding. Als belegger hoeven wij die verzekeringspremie natuurlijk niet te betalen en daarom richten wij ons alleen op de langer lopende contracten. Dit past ook veel beter bij de beleggingshorizon van pensioenfondsen.’ 

De grondstoffenstrategie zal op korte termijn achterblijven in een sterk opgaande markt, maar genereert volgens Sandelowsky een outperformance op lange termijn. Dat blijkt ook  uit de goede prestaties van het Achmea IM Commodity Fund EUR Hedged fonds sinds de start eind maart 2016. Over de eerste vijf jaar (tot eind maart 2021) lag het cumulatieve rendement op 13,5 procent na aftrek van kosten, terwijl de benchmark juist 13 procent heeft verloren. 

Een betere traditionele portefeuille is die van 22/78

$
0
0

Dat zei hoofd multi asset Bjoern Jesch maandagochtend tijdens een outlookbijeenkomst van DWS. Tien jaar geleden was dat voor een vergelijkbare rendementsdoelstelling (3 procent) nog 97 procent obligaties en 3 procent aandelen. Om het portefeuillerisico wat lager te houden, zou de toevoeging van alternatives uitkomst bieden. Dan zou de nieuwe traditionele portefeuilleverdeling 54 procent aandelen, 20 procent alternatieven en 26 procent obligaties kunnen zijn. 

Nadrukkelijk gaat het bij het voorstel om een simulatie die alleen deze twee activaklassen in aanmerking nemen, aldus DWS in een toelichting. 'Dit is geen DWS-aanbeveling, aangezien wij de voorkeur geven aan een meer gespreide portefeuille met verschillende activaklassen.'

Beleggingskansen 2021

Jesch noemt alternatives sowieso als een van de kansrijke beleggingscategorieën voor 2021, naast corporate credit en aandelen uit opkomende markten en de tech-sector. ‘Tegen een achtergrond waarvan staatsobligaties minder doeltreffend zijn als diversifiëring, de obligatiekoersvolatiliteit toeneemt bij inflatiepieken en QE vele segmenten van de kredietmarkt ondersteunt.’ 

Staatsobligaties zijn wat Jesch betreft de risico’s niet echt meer waard, gezien het schamele rendement dat daar tegenover staat. ‘We geven nu de voorkeur aan corporate credit, inclusief high yield en bedrijfsobligaties uit opkomende markten. Er komen steeds meer uitgevende instellingen in deze categorie, en bovendien zijn ze steeds vaker ESG-gerelateerd.’

Als het gaat om aandelen, is opkomendemarktenspecialist Sean Taylor vooral enthousiast over China, vanwege de focus van het land op duurzaamheid en de goede groeivooruitzichten aldaar. Verder is de manier waarop Azië omgaat met Corona een belangrijke reden voor de belegger om veel kansen toe te dichten aan de regio als geheel. ‘Veel landen hebben de cijfers goed onder controle kunnen houden, ook door hun ervaring met Sars. De vele jaren werk die ze hebben gestoken in gezondheids-infrastructuur, kwamen van pas.’

China

Desgevraagd vindt Taylor eigenlijk elke sector in China wel interessant. ‘We beleggen veel in e-commerce, EV en in de gehele toeleveringsketen. In andere opkomende landen werkt het anders: daar bekijken we echt aandeel per aandeel en is niet op sectorniveau een voorkeur uit te spreken.’

Hij merkt nog op dat het verschil in opwaarts potentieel tussen de bedrijven die het goed doen op ESG-vlak en zij die dat niet doen, erg groot is. Dit omdat in de regio nog veel te verbeteren is als het gaat om ESG.

Over duurzaamheid in het algemeen stelt ESG-portefeuillebeheerder Paul Buchwitz dat beleggingskansen voor 2021 liggen bij agricultuur 2.0, decarbonisatie en de voorkoming van waterverontreiniging. In het bijzonder noemt hij de ‘blue economy’, doelend op onderwaterleven. ‘Die markt groeit enorm, en is ondergewaardeerd door beleggers. Het leven onder water is een SDG, maar een van de minst belegde. Wij denken dat dit zal veranderen. We zien al meer interesse en veel nadruk op het onderwerp vanuit regelgevers en politici.’
 

Han Dieperink: tekort aan chips loopt op

$
0
0

Sinds 10 mei stijgt voor het eerst het aantal besmettingen in het land. Er is sprake van lichte paniek en ineens wil iedereen in Taiwan toch een vaccin. Het is alarmfase 3, reizigers worden niet meer binnengelaten, scholen zijn gesloten en er is een bezoekersregeling. In alarmfase 4 gaat alles op slot. En dat tegen de achtergrond dat meer dan de helft van alle chips in de wereld uit Taiwan komen. Het land had eerder al een tekort aan schoon water. Bij de productie van chips is veel schoon water nodig.  

Innovatie verbluffend 

Een aaneenschakeling van incidentele factoren lijkt het tekort aan chips te veroorzaken. Het zijn echter structurele factoren die ervoor gezorgd hebben dat de markt niet zo snel kan reageren op de toegenomen vraag. Om de nieuwste chips te kunnen produceren is veel geld nodig, heel veel geld. Neem alleen de machines van ASML al, die kosten nu al 100 miljoen euro en de nieuwste machines gaan straks richting de 500 miljoen euro. Er zijn maar weinig bedrijven die zich dergelijke investeringen kunnen veroorloven, maar het resultaat is dan ook verbluffend. Op een 300mm wafer gaan met de 5 nanometertechnologie maar liefst 7 biljoen transistors. Dat zorgt ervoor dat die chips sneller werken en minder energie verbruiken.

TSMC, de grootste producent van chips in de wereld, zal naar verwachting 28 miljard dollar investeren in nieuwe capaciteit. Ook Samsung wil een vergelijkbaar bedrag investeren en Intel wil in de Verenigde Staten een fabriek bouwen van 20 miljard dollar die ook voor andere partijen chips gaat produceren. Al deze fabrieken focussen op de nieuwste technologie, die relatief dure chips maken. Daar is voor de producenten de meeste winst te behalen. Dergelijke hoge bedragen in combinatie met een oligopolie (wat de foundries feitelijk zijn) zorgen wel voor een hoge mate van kapitaalsdiscipline.

Productie: 1 biljoen chips 

De foundries zien het liefst fabrieken die op maximale capaciteit draaien. Dan stroomt het geld binnen, op het moment dat een deel van de capaciteit stilligt, lopen de verliezen snel op. Toch is op het totale volume aan chips het topsegment niet zo groot. Er werden vorig jaar 1 miljard smartphones verkocht, maar meer dan 1 biljoen chips geproduceerd. Er zitten echt niet 1000 verschillende chips in een smartphone.  Een groot deel van de chips worden gebruikt in verschillende sensoren of andere basale rekenfuncties. Ze zitten in speelgoed, keukenapparatuur, auto’s en goedkopere elektronica.

Ook worden er bijvoorbeeld chips gebruikt die de temperatuur meten om cement uit te laten harden. Zo kan een klein onderdeel grote gevolgen voor weer een heel andere industrie. Er wordt wel volop geïnvesteerd in het topsegment, maar dat lost de tekorten in de bredere markt niet op. De oude apparatuur waarop deze fabrieken draaien wordt vaak niet meer geleverd en het loont (nog) niet om bestaande fabrieken om te zetten naar de nieuwste machines. De investeringsrisico’s zijn simpelweg te groot.

Tekort nu, overcapaciteit straks 

De nieuwe capaciteit om de dure chips te produceren zal vanaf volgend jaar beschikbaar komen, maar daar is de auto-industrie niet mee geholpen. Vorig jaar krompen de autoverkopen met 16 procent en door het tekort aan chips dreigt dit jaar weer een krimp. Het raakt nu ook de grote elektronicaproducenten. Apple ziet vertragingen bij de lancering van de nieuwste iPads en iMacs. Samsung heeft zelfs de lancering van haar nieuwste smartphone uitgesteld tot 2022 vanwege het tekort aan chips. De foundries in Taiwan en Zuid-Korea draaien op volle kracht, maar de goedkope chips moeten vooral van het vasteland van China moeten komen.

China is groot op het gebied van goedkopere chips en wil graag uitbreiden. Alleen heeft de Verenigde Staten de grootste Chinese producent SMIC op de zwarte lijst gezet. Dat betekent dat SMIC ook moeite zal hebben om capaciteit bij te zetten. Amerikaanse autoproducenten leggen dus de productie stil vanwege een tekort aan Chinese chips, deels veroorzaakt door de Amerikaanse boycot. Door dit beleid willen nu de Verenigde Staten, China en zelfs Europa zelfvoorzienend worden op het gebied van chips. Dat is uiteraard goed nieuws voor de leveranciers van apparatuur, maar gelet op de doorlooptijd, lost dit het probleem op korte termijn niet op. De kans op overcapaciteit over een jaar of twee neemt daardoor toe. In de tussentijd stijgen de prijzen van chips.

Han Dieperink is zelfstandig belegger, consultant en kennisexpert van Fondsnieuws. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Hij geeft zijn analyse en commentaar op economie en markten. Zijn bijdragen verschijnen op dinsdag en donderdag.

Amsterdamse SPAC zoekt groeier in financiële sector

$
0
0

Met een kapitaal van 500 miljoen euro, een combinatie van geld van internationale beleggers en een eigen inleg van 25 miljoen euro door Tikehau zelf, is de SPAC direct de grootste op de Amsterdamse beurs. Fondsnieuws sprak Mathieu Chabran (foto), mede-oprichter van Tikehau en een van de mannen achter de SPAC, over het nieuwe initiatief.

Waarom nu juist een SPAC? 
‘Ik zie een SPAC in de eerste plaats als een extra techniek om geld op te halen en interessante investeringen te vinden waar we anders misschien niet zo snel in aanraking mee waren gekomen’, vertelt Mathieu Chabran vanuit New York. ‘Tikehau Capital is oorspronkelijk namelijk alleen actief op private markten. Deze SPAC in Amsterdam is onze eerste, maar we zijn van plan andere SPAC's te lanceren en zo een familie van SPAC's te creëren.’

‘We keken eerst naar SPAC's hier in NYC. Uiteindelijk hebben we gekozen voor een notering in Europa. We hebben onze roadshow 100 procent online gedaan, en dat bleek heel goed en efficiënt te werken. Als ik heel Europa door had moeten reizen om beleggers te vinden was het veel lastiger geweest om zo snel voldoende geld op te halen. Nu zijn we bezig een geschikte bedrijvencombinatie in de Europese financiële sector te vinden, in samenwerking met twee grote Amerikaanse zakenbanken.’ (waarover later meer). 

‘Toen KKR het idee van een leveraged buy-out (LBO) in de jaren zeventig ontwikkelde, werd dat ook kritisch ontvangen, maar de LBO werd vrij essentieel in private equity. Op dezelfde manier zou de  SPAC in de komende vijf tot tien jaar geïnstitutionaliseerd moeten worden om lange termijn kapitaal aan bedrijven aan te bieden.’

‘En een SPAC is nog om een andere reden juist voor Tikehau een geschikt vehikel. In tegenstelling tot veel andere private-equitybeleggers nemen wij nooit een meerderheidsaandeel in een bedrijf. Voor de lange termijn een minderheidsbelang nemen in een snelgroeiend bedrijf, dat is altijd de kern geweest van wat we doen, maar nu dan via de beurs, om ook particuliere bedrijven toegang te bieden tot zulke langetermijninvesteringen.’

SPACs worden vaak bekritiseerd omdat het initiatiefnemers vaak te doen zou zijn om snel geld verdienen, en omdat je van tevoren niet weet waar je je geld in steekt. Wat vindt u van dit soort kritiek?
‘Een SPAC waar de oprichters geen significante hoeveelheid eigen geld in stoppen, is inderdaad een slecht idee voor beleggers. Je moet iets te verliezen hebben. Maar wij steken met 25 miljoen euro aan startkapitaal en mogelijk nog 50 miljoen euro aan extra geld een uitzonderlijk hoog bedrag in deze SPAC.’ 

‘Dit voorkomt direct ook een tweede SPAC-valkuil, namelijk dat er te gehaast een bestemming wordt gezocht voor het opgehaalde geld. Wij hebben hier zoveel eigen geld ingestoken dat we wel uitkijken dat slecht te besteden. We hopen binnen 12 maanden een bedrijf te hebben gevonden om over te nemen, maar als het moet dan hebben we hiervoor twee jaar de tijd.’

Want wat voor bedrijf zoeken jullie? 
‘We zijn specifiek op zoek naar een groeibedrijf in de financiële sector in Europa. De twee zakenbanken helpen ons het universum aan mogelijke fusiepartners in kaart te brengen. Het soort bedrijven waar we ons specifiek op richten zijn asset managers, verzekeraars en insurtech, en gediversifieerde financials. Het bedrijf waar we in stappen moet tussen de 1,5 miljard euro en 3 miljard euro waard zijn, zodat wij en onze investeerders gezamenlijk een belang van rond 20 procent krijgen in de onderneming die gaat fuseren met de SPAC.’

Hoeveel potentiële overnamepartners hebben jullie gevonden?
‘Ik was enigszins verrast door de grote opportunity set. Ik dacht dat ik de financiële sector in Europa ongeveer wel kende, maar er bleken toch nog veel interessante bedrijven te zijn waar ik nog nooit van had gehoord! We hebben nu bijna honderd bedrijven geïdentificeerd die potentieel interessant kunnen zijn [Chabran laat in het midden of, en zo ja met hoeveel kandidaten al is gesproken]. Daarnaast zijn we ook al eerder benaderd met mogelijke deals door bedrijven en banken, maar het echte zoekproces is pas na de totstandkoming van de beursnotering begonnen. SPAC’s kunnen immers geen notering krijgen als ze al een overnamepartner op het oog hebben.’ 

En waarom hebben jullie Amsterdam gekozen voor de beursnotering?
‘Dat is een vraag die ik veel krijg. Onder meer de directeur van Euronext Parijs vroeg dat aan mij toen bleek dat we niet voor Parijs, maar voor Amsterdam hadden gekozen. Het belangrijkste aspect is misschien wel dat Amsterdam een neutrale markt is. Het is makkelijker voor een Frans, Duits of Spaans bedrijf om een notering in Amsterdam te hebben dan in een andere Europese hoofdstad. De uitzondering is misschien Luxemburg, maar daar is de markt niet voldoende liquide.

Londen is ook niet ideaal op dit moment, omdat er nog steeds veel onzekerheid is rond Brexit. Bovendien heeft de Britse toezichthouder strenge regels rond de minimale liquiditeit van aandelen. Dat maakt Londen ook minder geschikt voor SPAC’s. De regels voor SPAC’s in Nederland zijn vergelijkbaar met die in New York.’ 

Meer achtergronden op Fondsnieuws: 

Hoe het Eltif-vehikel langzaam de wereld verovert

$
0
0

'Recente lanceringen in Luxemburg, Frankrijk en Spanje laten zien dat het ELTIF (European Long-Term Investment Fund), dat zo lang is verwaarloosd, nu misschien een ontvankelijker publiek vindt', zei Eoin FitzGerald, managing director van dienstverlener BBH Dublin, in een recent artikel.

De Europese Commissie omschrijft het vehikel als een 'EU-regeling om via alternatieve beleggingsfondsen investeringen in langerlopende activa, zoals vervoers- en infrastructuurprojecten (energie, ziekenhuizen, sociale woningbouw), onroerend goed en kleine bedrijven te vergemakkelijken'. 

Drie recent in Lux

Volgens de meest recente gegevens van de Luxemburgse toezichthouder CSSF zijn er van de meer dan tachtig fondsen die in de zes maanden tot maart in Luxemburg zijn gelanceerd, twee nieuwe ELTIF's. Vorige week werd ook een lancering aangekondigd. In de periode maart-september 2020 zijn er geen fondsen gelanceerd die van dit kader gebruikmaken. Of men dit ziet als een ontluikende niche of als een vehikel dat zijn plaats nog moeilijk kan vinden, hangt dus waarschijnlijk af van het oog van de toeschouwer.

Niettemin waren de twee lanceringen in Luxemburg in oktober van grote spelers die duidelijk potentieel zien. Klimavest ELTIF werd gelanceerd door Commerzbank's Commerz Real en is bedoeld als een impactfonds voor particuliere beleggers met een focus op reële activa.

Dan is er het Partners Group Private Markets ELTIF, een samenwerking tussen UBS en private markets investment manager Partners Group. Het fonds is bedoeld om UBS private banking klanten in Europa en Azië exposure te geven naar Partners Group's private equity buyouts en co-investeringen. Hieraan kan de lancering op 20 mei van een ELTIF in het Groothertogdom door de Amerikaanse vermogensbeheerder Neuberger Berman worden toegevoegd, dat zich zal richten op private equity.

Blootstelling van particulieren aan alternatieven

Dit komt overeen met de doelstellingen van de ontwerpers van de verordening: een gereglementeerd vehikel voor niet-liquide activa, maar met flexibele terugbetalingsvoorwaarden, bestemd voor beleggers met meer dan 500 000 euro om te beleggen in kmo's, infrastructuur en reële activa.

'Een vehikel voor retailbeleggers om veilig in alternatieven te beleggen', luidde de omschrijving van Stephen Cohen, Head of EMEA iShares & Wealth business and Index Investments bij BlackRock, sprekend op de ALFI European Asset Management Conference. De toonaangevende vermogensbeheerder heeft zelf twee van deze vehikels in Luxemburg gecreëerd: een voor private equity en een voor private infrastructuur.

ELTIF's zijn nu aan de beurt

Nu de wereldeconomie uit het dal klimt, wordt gesproken over de manier waarop dit kansen zal bieden voor private equity om fundamenteel sterke bedrijven te helpen herstellen, en voor private investeerders om deel te nemen aan een hausse in infrastructuuruitgaven.

Daar komt bij dat de Europese Commissie momenteel het regelgevingskadEuropean Long Term Investment Funder van het ELTIF herziet om delen van de tekst die de aantrekkingskracht van het instrument tot dusver hebben verminderd, glad te strijken. Met name de geschiktheidstests voor kleine beleggers en de onzekerheid over de beleggingsregels en -duur worden als moeilijkheden genoemd.

Als het ELTIF zijn stempel wil drukken, zal het dit doen vanuit een lage basis. Volgens de ESMA zijn er slechts zo'n dertig fondsen op de markt met in totaal slechts 2 miljard euro aan activa onder beheer, tegen meer dan 18 miljard euro voor de gehele Europese fondsensector.

Aanzienlijke scepsis

Er zijn ook enkele uitgesproken sceptische geluiden te horen. "Er zijn ingrijpende veranderingen nodig om ELTIF's tot een voorkeursproduct in de EU te maken", aldus Federico Cupelli, senior beleidsadviseur bij EFAMA, de beroepsorganisatie van de fondsensector. Hij wees op de vereisten voor de toelaatbaarheid van activa, de minimuminvesteringsbedragen en het gebrek aan fiscale stimulansen als belemmeringen.

Op dit laatste punt werd de aandacht gevestigd in het verslag van het High Level Forum over de kapitaalmarktenunie van juni jongstleden. Daarin werd gesteld dat de lidstaten van de EU belastingvoordelen zouden moeten bieden om aanzienlijke investeringen via ELTIF's mogelijk te maken.

Voor Guillaume Prache, directeur van Better Finance (de Europese federatie van beleggers en gebruikers van financiële diensten), is er een nog dieper liggend, structureel probleem met het ELTIF. 'Het is niet alleen een kwestie van beleggingsstrategie, maar ook van de distributieprocessen', zegt hij. 'Die zijn in Europa veel duurder dan in de VS.'

Het terugdringen van deze kosten is al jaren een voortdurende uitdaging voor de sector, en een effectieve snelle hervorming valt niet snel te verwachten. Meer specifiek over het ELTIF, was Prache enigszins vernietigend, suggererend dat zonder substantiële verandering het een dure, omslachtige optie zou kunnen zijn. 'Het dreigt een fonds der fondsen-van-fondsen te worden', stelt hij.

WTW: Australië voorbeeld voor nieuwe pensioenstelsel

$
0
0

De coronacrisis heeft op een aantal terreinen de manier waarop we leven en werken veranderd. Verwachtingsvol kijken we inmiddels naar de toekomst.

Voor actuarissen en investment consultants leeft een andere vraag. Komen pensioenfondsen met de introductie van het nieuwe pensioenstelsel ook uit de lockdown? Oftewel, komen we uit de situatie waarin verandering en het maken van eigen keuzes vooral als een risico wordt gezien? Bij een moeilijk maatschappelijk onderwerp als pensioenen wordt daarvoor iets meer de tijd genomen. Met een aanvliegroute van een jaar of tien is de daling naar het nieuwe pensioenstelsel ingezet. Het is de bedoeling om in 2026 te landen. 

Een gemiste kans 

Op dit moment worden in de pensioenmarkt de mogelijkheden van het nieuwe pensioenstelsel verkend. Binnen pensioenfondsen worden werkgroepen en projectstructuren opgetuigd. De verschillende contractsvormen worden bestudeerd en er wordt nagedacht op welke manier we van A naar B komen. In deze zoektocht ligt de nadruk op wat er eventueel zou kunnen veranderen ten opzichte van de huidige situatie.

Op deze manier zal de opzet van het beleggingsbeleid – ondanks alle veranderingen aan en potentie van het stelsel – in essentie lijken op de manier van beleggen zoals we dat vandaag de dag doen op basis van stringent toegepaste ALM technieken. We weten dat we moeten veranderen, maar willen eigenlijk zo weinig mogelijk veranderen. En dat is een gemiste kans. Als het toch nog tot 2026 duurt alvorens we landen, is het dan niet de moeite waard om eens over de grens te kijken? 

Door ons blikveld te verruimen worden nieuwe inzichten verkregen. De focus wordt verlegd van het nadenken over het overkomen van potentiële knelpunten naar het vinden van nieuwe oplossingen. 

Voorbeeld: Australië

De Australische pensioenmarkt is in het bijzonder interessant om naar te kijken. In de Global Pensioen Asset Study van 2021 wordt Australië bestempeld als de meest succesvolle pensioenmarkt van de afgelopen 20 jaar. De pensioenmarkt lijkt in veel opzichten op de (toekomstige) Nederlandse pensioenmarkt, maar ook zijn er verschillen die tot nieuwe inzichten kunnen leiden. De Australische pensioenmarkt is een volwassen pensioenmarkt en met een vermogen van ruim 2.000 miljard euro in omvang ongeveer gelijk aan de Nederlandse markt.

Er zijn ook in de Australische markt zowel bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en master trusts (vergelijkbaar met PPI’s en APF-en). De zogenoemde ‘superannuation’ fondsen zijn hoofdzakelijk DC fondsen en werken in een notendop als volgt:

•    Werknemers en werkgevers zetten iedere maand een bedrag opzij. Voor werkgevers geldt een verplicht percentage.
•    Het geld wordt belegd waarbij de deelnemer een aantal door het fonds aangeboden beleggingsprofielen kan kiezen.
•    De beleggingsrekening wordt veelal geleverd met verschillende soorten verzekeringen.
•    Naarmate de deelnemer dichter bij uw pensioen komt, kan worden overgegaan van een beleggingsrekening naar een inkomensrekening waaruit een vast inkomen wordt betaald tijdens pensionering. De deelnemer blijft belegd.

Het systeem vertoont duidelijk overeenkomsten met ons toekomstige pensioenstelsel. Wat kunnen wij daarvan leren? Wat opvalt is dat de deelnemer daadwerkelijk centraal wordt gesteld. Communicatie en transparantie – genoemd als de belangrijkste uitgangspunten voor de vormgeving van het Nederlandse pensioenstelsel – worden verregaand doorgevoerd en de ondersteuning bij keuzes wordt afgestemd op de behoefte van de deelnemers.

Beperkt aantal profielen 

Voor beleggingskeuzes wordt een beperkt aantal profielen aangeboden. Meer en minder risicovol, die passend zijn voor verschillende leeftijdsgroepen, maar bijvoorbeeld ook een ESG-profiel passend bij de maatschappelijke wens van deelnemersgroepen. Aandacht voor duurzaamheid komt op veel vlakken in het beleid tot uiting. Ook de beheersing van risico’s behoort tot de fundamenten van het beleid. Hierin valt op dat de aandacht voor het inflatierisico groter is dan voor het renterisico, zodat beter op de doelstelling van een koopkrachtbestendig pensioen wordt ingespeeld. In de beleggingsprofielen wordt hieraan onder andere vormgegeven door illiquide beleggingen als vastgoed en infrastructuur op te nemen met een link naar inflatie. 

Van illiquide beleggingen wordt sowieso ruimschoots gebruikt gemaakt. Erkend wordt dat een pensioenfonds als lange termijn belegger kan profiteren van de hogere opbrengsten en meer stabiele kasstromen dan beursgenoteerde aandelen beleggingen. Ondanks dat een deel van de portefeuille illiquide is, worden de beleggingsprofielen dagelijks – volgens een vastgestelde methodiek – gewaardeerd.

We zien op deze manier voor iIliquide beleggingen in het nieuwe pensioenstelsel ook in Nederland een belangrijke rol weggelegd. In Australië krijgt met name infrastructuur een belangrijke plek. Voor de Australische superannuation fondsen zijn investeringen in infrastructuur – naast de genoemde voordelen op het vlak van rendement en risico – een manier om hun maatschappelijke rol te vervullen. 

Beleggingsprofielen dynamischer

Tevens valt op dat de samenstelling van de beleggingsprofielen dynamischer is dan in Nederland. Afhankelijk van marktomstandigheden kan de strategische beleggingsmix worden bijgesteld, zodat het risicobudget optimaal wordt benut. Bandbreedtes zijn ruimer. Een bandbreedte van 0 tot 30 procent is geen uitzondering. Een bredere benadering (Total Portfolio Approach) wordt gebruikt waarbij beleggingen op basis van hun specifieke karakteristieken onafgebroken moeten concurreren voor opname in de beleggingsprofielen.

Als we straks in 2026 geland zijn, zou het mooi zijn als we zijn losgekomen van de technieken en structuren die wellicht goed pasten bij ons huidige stelsel en de economische omstandigheden van de afgelopen 20 jaar maar minder bij onze toekomstige economische en maatschappelijke uitdagingen. Andere pensioenmarkten kunnen inzichten bieden.

Australië is een goed voorbeeld maar ook van Canada en de Scandinavische landen kan worden geleerd. Met een bredere blik ontstaan nieuwe mogelijkheden en kan na de lockdown worden gebouwd aan een succesvolle Nederlandse pensioenmarkt. 

Sander Gerritsen is strategisch beleggingsadviseur bij Willis Towers Watson. WTW is één van de kennispartners van Fondsnieuws en schrijft maandelijks een bijdrage over uiteenlopende thema's. 

Lage rente dwingt pensioenfondsen tot hoger risico

$
0
0

Hentov is hoofd beleidsonderzoek van SSGA en bracht samen met zijn collega’s onlangs opnieuw de strategische asset allocatie van publieke pensioenfondsen wereldwijd in kaart. Uit de paper ‘How do Public Pension Funds Invest’ blijkt dat de beleggingsmix in de afgelopen tien jaar wezenlijk is veranderd. Pensioenfondsen zijn riskanter gaan beleggen, waardoor het gewicht van vastrentende waarden en liquiditeiten in de portefeuilles gemiddeld genomen is gedaald van 62,7 procent in 2009 naar 50,1 procent in 2019. 

De grote drijvende kracht hierachter is de lage renteomgeving sinds de kredietcrisis en de daaropvolgende zoektocht naar rendement, zegt Hentov in gesprek met Fondsnieuws. ‘Daarnaast heeft een versoepeling van de wet- en regelgeving pensioenfondsen in staat gesteld om beter te diversifiëren en bijvoorbeeld meer te beleggen in illiquide assets. Dat zagen we vooral in Azië, maar ook in Europa’, aldus Hentov. ‘Wat ook heeft geholpen, is dat pensioenfondsen een betere toegang hebben gekregen tot private markten.’

Hogere liquiditeitsrisico’s 

Een ommekeer van de huidige trends in de strategische asset allocatie ziet Hentov voorlopig niet gebeuren. ‘Pas wanneer de reële rentes flink hoger liggen, worden obligaties weer aantrekkelijk. Dat moment lijkt nog ver weg, hoewel er enige normalisatie zal plaatsvinden.’ Een rentestijging kan volgens hem wel de vaart uit de groei van de private markten halen. ‘Mede door de sterk gestegen waarderingen wordt private equity dan minder aantrekkelijk en kan er geld uit deze categorie stromen naar de publieke aandelenmarkten.’ 

Volgens Hentov zijn de verschuivingen in de beleggingsmix structureel van aard. ‘Maar de grootste aanpassingen zijn inmiddels gedaan. Dat geldt in het bijzonder voor Canadese pensioenfondsen, die alleen nog maar wat tactische aanpassingen aan de mix zullen doen. De Europese en Aziatische pensioenfondsen zijn nog niet zover.’
Private markten waren in de afgelopen tien jaar de snelstgroeiende asset categorie. Hun gewicht in de beleggingsmix is gestegen van 11 procent in 2008 naar 20 procent in 2019. Daarmee rijst de vraag of pensioenfondsen niet te veel liquiditeitsrisico op zich hebben genomen, temeer daar ook het aandeel van minder liquide segmenten binnen het vastrentende deel is opgelopen. 

Maar volgens Hentov valt dat wel mee. ‘High yield en EMD zijn weliswaar niet zo goed verhandelbaar als bijvoorbeeld Amerikaanse Treasuries of Duitse Bunds maar zijn nog steeds liquide. Het gewicht van deze categorieën blijft bovendien beperkt tot 2-3 procent van de totale portefeuille, al hebben Europese pensioenfondsen een duidelijk grotere allocatie aan high yield en EMD.’ 

Infrastructuur

Pensioenfondsen voelen zich door de bank genomen nog comfortabel bij de gestegen allocatie naar illiquide beleggingen, meent Hentov. ‘Ze kunnen hun liquiditeitsbehoefte goed inschatten, want de kortetermijnverplichtingen uit hoofde van de betaling van de pensioenuitkeringen zijn voorspelbaar. Er kunnen wel problemen ontstaan als de aandelenmarkten fors dalen en daardoor het gewicht van illiquide assets duidelijk boven de ten doel gestelde strategische bandbreedtes uitkomt. Toch hebben vooral pensioenfondsen in Azië en Europa nog ruimte om hun exposure naar private markten verder te vergroten richting 25-35 procent.’ 

De komende jaren blijven private markten de snelstgroeiende beleggingscategorie, denkt Hentov. Zeker infrastructuur heeft de potentie om een veel grotere rol te gaan spelen. ‘Vanwege het beperkte aanbod blijft het gewicht van infrastructuur binnen alternatieven nog beperkt tot 13,8 procent, maar de beleggersvraag is groot en door de enorme investeringsplannen in de VS en Europa zullen er meer beleggingsmogelijkheden komen.’

Ook denkt hij dat private equity populair blijft, terwijl het relatieve gewicht van directe vastgoedinvesteringen waarschijnlijk wat verder afneemt. ‘Pensioenfondsen zitten al zwaar in vastgoed, zodat de groei hier minder sterk is.’ 

Home bias 

Wat opvalt is dat het gewicht van aandelen niet zo sterk is gestegen, van 27,4 procent in 2009 tot 32,4 procent in 2019. Onderliggend was er echter een grote verschuiving van binnenlandse aandelen naar internationale aandelen. Die laatste categorie woog in 2019 voor 20,8 procent mee in de beleggingsmix, tegen 16,8 procent in 2009. ‘Deze trend loopt ten einde, nu het aandelengewicht door de bullmarkt waarschijnlijk verder is opgelopen naar ruwweg een derde van de portefeuille’, zegt Hentov. 

Daarentegen zet de neerwaartse trend in het gewicht van binnenlandse staatsobligaties in de portefeuilles van pensioenfondsen nog wel even door. ‘Dit is nog een relatief recent fenomeen van de laatste vijf jaar en de gemiddelde allocatie van 17,2 procent is nog steeds fors. Over een paar jaar zal dit percentage wederom een stuk lager uitvallen. Zo konden pensioenfondsen in opkomende landen in de voorbije jaren nog een degelijk rendement halen op de binnenlandse obligatiemarkt, maar de yields zullen na de pandemie naar verwachting verder dalen. De druk om de allocatie naar binnenlands staatspapier te verlagen neemt daardoor toe.’
 


ASN stapt over van Actiam naar Achmea IM

$
0
0

Dat schrijft ASN Bank woensdagochtend in een persbericht. Specifiek gaat het om het beleid van het ASN Duurzaam Aandelenfonds, het ASN Duurzaam Obligatiefonds en de ASN Duurzame Mixfondsen.

Achmea IM zal uitsluitend uitvoerder zijn van het beleggingsbeleid. De invulling ervan en de duurzame selectie van de beleggingsuniversums blijft liggen bij ASN II. 

Wel schrijft de belegger dat het dit moment aangrijpt om het beleggingsproces van de betrokken fondsen 'verder te verfijnen', in lijn met het doel om in 2030 met alle beleggingen en investeringen per saldo een positief effect te hebben op klimaat, biodiversiteit en mensenrechten.'

Onder nieuwe naam

Eerder vertelde Bas-Jan Blom, directeur van ASN Beleggingsfondsen, in een gesprek met Fondsnieuws over de aanpassing van de naam in ASN Impact Investors. Het bedrijfsonderdeel van de bank wil daarmee benadrukken dat het de versnelling inzet om het aanstormende peloton op het vlak van verduurzaming van zich af te schudden. 

'Met het totaal van onze investeringen worden we CO2-negatief en zelfs klimaatpositief. Voorts richten we ons op een positieve impact op biodiversiteit en mensenrechten', aldus Blom. 

Besluit tot overstap

Het besluit tot de overstap, die in september moet plaatsvinden, is volgens de bank genomen 'na een zorgvuldige en weloverwogen evaluatie conform het uitbestedingsbeleid'. 'In het belang van haar klanten wil ASN Impact Investors te allen tijde optimaal ingericht zijn voor het invullen van de langetermijnstrategie en de impact-ambities die daarin centraal staan.'

Begin vorig jaar is ASN Impact Investors een selectietraject begonnen om te zoeken naar een beheerder voor de genoemde fondsen. Achmea Investment Management bleek de best passende partner, aldus ASN.

Meer achtergronden op Fondsnieuws:

Portfolio Week: hoe laveer je je geld langs alle risico's?

$
0
0

Op dinsdag 8 juni, om 13.00 uur, gaat editorial manager Jurgen Vluijmans van Investmentofficer.be in gesprek met Véronique Goossens, hoofdeconoom Belfius Bank, en Koen De Leus, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis. Onderwerpen die bij deze Outlook aan de orde komen zijn: hoe presteren de verschillende economische blokken? Hoe zit het met de inflatiedreiging? En wat brengt het budgettair beleid aan uitdagingen? Het debat, dat digitaal te volgen is, zal plaatsvinden in het Nederlands.

Op woensdag 9 juni, om 13.00 uur vervolgt Investment Officer het plenaire debat met beleggingsspecialisten over asset allocatie en portefeuilleconstructie. Hieraan nemen deel Lionel Henrion, hoofd Wealth Management bij Nagelmackers en Thierry Masset, hoofdstrateeg ING Private Banking. Dit debat zal plaatsvinden in het Frans.

In deze tweede plenaire discussie gaat het over de gevolgen die  beleggingsspecialisten en assetallocatiestrategen verbinden aan de (bedrijfs)economische outlook voor de tweede jaarhelft. Waar zijn aanpassingen in de portefeuilles nodig? Waar liggen kansen/ risico’s?

Zowel op dinsdag 8, als op 9 juni, worden na afloop van deze plenaire discussies met topspecialisten van de grootbanken, de gesprekken vervolgt met vermogensbeheerders. 

Op dinsdag zal dat vanaf 13.45 uur zijn met Raj Shant, managing director & Portfolio Specialist bij Jennison Associates en Matthew Michael van Schroders, waar hij product director Emerging Market Debt & Commodities is. 

Op woensdag schuiven om 13.45 uur aan Simon Holmes, director & portfolio manager Multi-Asset Solutions van BMO Global Asset Management en Julie Dickson, investment director, van Capital Group.

Om 14.30 worden deze discussies met vermogensbeheerders, die in het Engels zullen plaatsvinden, afgerond. 

De Portfolioweek is een evenement voor beleggingsprofessionals van financiële dienstverleners zoals banken, zelfstandige vermogensbeheerders, family offices en pensioenfondsen. Geïnteresseerden kunnen zich via deze link inschrijven voor beide events. 

 

 

Nieuw van LGIM, VanEck, WisdomTree, Vanguard

$
0
0

Bij beide aanbieders gaat het om een fonds dat belegt in bitcoin en een die dat doet in etherium. In Europa werden de cryptoproducten van beide aanbieders al in Duitsland verhandeld, op de Deutsche Börse Xetra. Bij WisdomTree daarnaast ook op de Zwitserse beurs.

VanEck

VanEck Vectors Bitcoin ETN (ISIN: DE000A28M8D0) is een exchange traded note die belegt in bitcoin. De strategie wordt volgens VanEck rechtstreeks 100 procent door bitcoin gedekt. 'De cryptomunten worden in een zogeheten 'cold storage' opgeslagen bij een gereguleerde custodian met een (beperkte) cryptoverzekering', legt de aanbieder uit. 

VanEck Vectors Ethereum ETN (ISIN: DE000A3GPSP7) is een volledig door onderpand gedekt fonds dat in ethereum belegt en op beurs de wordt verhandeld. Ook deze strategie wordt 100 procent gedekt door ethereum, op dezelfde wijze als de bitcoin-ETN. 

'Dankzij de geringe correlatie met andere beleggingscategorieën bieden ze beleggers een goede mogelijkheid om hun portefeuille te diversifiëren. Doordat het aantal bitcoins dat maximaal in omloop kan worden gebracht, technisch begrensd is, en het aantal nieuw gecreëerde bitcoins steeds verder afneemt, wordt bitcoin vaak ook wel aangeduid als digitaal goud', aldus CEO Europa Martijn Rozemuller. 

De twee ETPs van VanEck hebben een Total Expense Ratio van 1 procent

WisdomTree

WisdomTree heeft haar fysiek ondersteunde bitcoin en ether ETP's genoteerd aan de Euronext-beurzen in Parijs en Amsterdam. WisdomTree Bitcoin (BTCW) en WisdomTree Ethereum (ETHW) hebben elk een totale kostenratio van 0,95 procent. 
 
Jason Guthrie, Head of Digital Assets in Europa, zegt in een persbericht over de producten dat deze notering een groeiende acceptatie van cryptocurrencies vertegenwoordigt. 'De bereidheid van toezichthouders en beurzen om ETP's in cryptocurrency's te noteren, maakt deze groeiende en populaire activaklasse nog geloofwaardiger. Deze ontwikkeling zal institutionele beleggers, die handelen via Euronext, stimuleren die hebben gewacht op verdere tekenen van acceptatie alvorens hun eerste allocaties te doen in digitale activa.'
 
WisdomTree maakt gebruik van gereguleerde, institutionele bewaarders van digitale valuta, Coinbase en Swissquote, die zeer veilige koude opslagfaciliteiten onderhouden.

LGIM

LGIM heeft een ETF gelanceerd rondom digitale betalingstechnologieën. De L&G Digital Payments UCITS ETF is de nieuwe tracker van LGIM, gericht op digitale betalingstechnologieën. De ETF belegt in bedrijven met een minimale free float marktkapitalisatie van 200 miljoen dollar en een minimaal driemaands gemiddeld dagelijks handelsvolume van 1 miljoen euro. 

Het universum bestaat uit 150 bedrijven, die hun hoofdnotering hebben in ontwikkelde markten, Zuid-Korea en/of Taiwan. 

Reden voor het nieuwe product van Legal & General Investment Management (LGIM) is de wereldwijde overgang naar een cashloze economie. 'De wereldwijde markt voor digitale betalingen, die in 2020 op 58 miljard dollar werd geschat, zal tussen 2021 en 2028 naar verwachting jaarlijks met 19,4 procent groeien', aldus de aanbieder.

De L&G Digital Payments UCITS ETF is genoteerd aan de London Stock Exchange, Deutsche Börse en Borsa Italiana, en is ook geregistreerd in Nederland. Het fonds is de meest recente toevoeging aan het bestaande thematische aanbod van LGIM, waardoor het nu 11 gespecialiseerde fondsen aanbiedt.

Vanguard: vastrentende bedrijfsobligaties

Vanguard heeft een ETF gelanceerd die toegang biedt tot vastrentende bedrijfsobligaties van over de hele wereld, plus een nieuwe multi asset reeks. 

De Vanguard ESG Global Corporate Bond UCITS ETF biedt toegang tot vastrentende bedrijfsobligaties van over de hele wereld. De nieuwe Vanguard-tracker streeft ernaar de Bloomberg Barclays MSCI Global Corporate Float-Adjusted Liquid Bond Screened Index te volgen. De index sluit bedrijven uit die betrokken zijn bij wapens, niet-hernieuwbare energie en zogenoemde ‘vice products’ zoals tabak. Ook bedrijven die zich niet houden aan de UN Global Compact Principles worden uitgesloten.

Het fonds heeft een OCF van 0,15 procent en wordt beheerd door Vanguard's Fixed Income Group (FIG) dat wereldwijd meer dan 1.700 miljard dollar aan activa onder beheer heeft.

Multi-asset

Eveneens nieuw van Vanguard is de Vanguard Lifestrategy Multi-Asset UCITS ETF-reeks voor Nederlandse beleggers. Dit nieuwe beleggingsinstrument combineert diverse individuele indexfondsen en geeft particuliere belegger stoegang tot duizenden aandelen en obligaties.

'Een multi-asset ETF is natuurlijk niet nieuw, maar zo breed gespreid beleggen met één fonds tegen zo’n laag bedrag (0,25 procent per jaar) was nog niet op de markt', aldus de aanbieder in een persbericht over de nieuwe ETF.

Het Vanguard LifeStrategy UCITS ETF-assortiment is ontworpen voor individuele beleggers als een kernonderdeel van hun portefeuille of van een maandelijks spaarplan, schrijft Vanguard. 'Bovendien dient het als een kant-en-klare oplossing voor adviseurs, waardoor ze met hun klanten meer tijd kunnen besteden aan andere activiteiten die 'waarde toevoegen' zoals belastingplanning en gedragscoaching.'

 

InsingerGilissen scherpt strijd tegen witwassen aan

$
0
0

De Nederlandsche Bank (DNB) zou InsingerGilissen volgens geraadpleegde bronnen tot na de zomer de tijd hebben gegeven om de vastgestelde lacunes en onduidelijkheden in de klantdossiers op te lossen. In een schriftelijke reactie aan Fondsnieuws schrijft de private bank: 'we zijn ons bewust van onze poortwachtersfunctie als het gaat om AML en CDD (Customer Due Diligence), waaronder de belastingintegriteit van (eind)cliënten. Om goed om te gaan met toegenomen frequentie en strengere verplichtingen van periodieke reviews van onze (eind)cliënten, huren we aanvullende resources in.' 

'Quality checker for a specific project'

Twee maanden geleden postte de private bank in dat kader op Linkedin een vacature voor een zeer ervaren CDD-analist. Daarin stond ondermeer dat de kandidaat wordt ingezet als 'quality checker of completed CDD reviews for a specific project'. Als dit project afgerond is, zou de aangetrokken medewerker worden ingezet voor bestaande en nieuwe klanten binnen het CDD-traject. Het is niet duidelijk wat voor 'specifiek project' het is, maar bronnen verwijzen daarvoor naar de aanvullende eisen die de bank door DNB in het kader van haar onderzoek zijn opgelegd. 

In de vacaturetekst staat dat 'you contribute in projects updating the CDD/AML knowlegde in the organisation and making process improvements'. 

Het interne project bij de bank vindt plaats tegen de achtergrond van het feit dat in december 2020 de regelgeving is aangescherpt, waardoor de laatste wijzigingen van de anti-witwas richtlijn worden geïmplementeerd. De leidraad ‘Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en Sanctiewet (Sw)’ van DNB stelt namelijk zwaardere eisen aan CDD en KYC (Know Your Customer). Zo kunnen nu twee mogelijke sancties worden opgelegd: een gebod tot het bevriezen van tegoeden en een verbod (of restricties) op het verlenen van financiële diensten. Met deze nieuwe Leidraad Wwft en Sw komt de versie van december 2019 te vervallen. 

Meerdere hulptroepen aangetrokken 

Bij InsingerGilissen zijn de afgelopen maanden meerdere professionals op het vlak van CDD en AML aangetrokken. Het gaat ondermeer om Norwin van Harmelen, Lucien Krumme en Haijo Hemmen. De eerste geeft ad interim leiding aan het CDD-team bij InsingerGilissen. Van Hamelen heeft de laatste tijd als interim manager gewerkt voor Rabobank en Bouwinvest.  

Krumme en Hemmen zijn in de rol van CDD-analist aan de slag gegaan bij de gefuseerde private bank, onderdeel van de Luxemburgse Quintet Private Bank. Deze twee hebben een achtergrond bij respectievelijk de Rabobank en bij Handelsbanken en Aegon. Ook Ali Şener is begonnen op de afdeling CDD/ KYC van de bank. Hij was eerder CDD-analist bij Bouwinvest en deed meerdere opdrachten voor Rabobank.

Tegelijkertijd met hun komst vertrokken enkele minder ervaren CDD-analisten bij de bank. Tevens is een externe consultant in de arm genomen om het project te begeleiden. Daarbij gaat het ook om training, zowel intern als richting de zelfstandige vermogensbeheerders.

Toezichthouders kijken bij dat laatste specifiek naar de depotbank, die onder InsingerGilissen Services valt en waarvan relatief veel kleine marktpartijen gebruik maken, die vanwege het gebrek aan schaal, middelen en mankracht, relatief grote risico's zouden lopen in het kader van de aangescherpte wet Wwft.

Bronnen hebben tegenover Fondsnieuws gezegd dat de onboarding van klanten van zelfstandige vermogensbeheerders die gebruik maken van de depotbank vertraging oploopt. Maar dat wordt door de bank in algemene zin gebagatelliseerd. 'We heten meer cliënten welkom dan ooit. Onze business verkeert in buitengewoon goede staat: AUM is gegroeid, nieuwe cliënten weten ons te vinden', schrijft InsingerGilissen in haar schriftelijke reactie. 

IG-directeur: 'bankensector in rep en roer'

Tom Loonen, directeur private banking bij InsingerGilissen en hoogleraar aan de VU, die zich bij de bank thans vooral bezighoudt met Quality Assurance (AML & KYC), schreef vorige maand een fel opiniestuk in Het Financieele Dagblad. Daarin kwam ook de frustratie en de onzekerheid van de beroepsgroep tot uitdrukking. Hij stelde dat de 'bankensector in rep en roer is. Eerst waren het de onderzoeken, vervolgens de boetes of schikkingen, en nu gaat het Openbaar Ministerie het handelen van de bestuurders zelf onderzoeken.'

Volgens Loonen wil het OM daarmee duidelijk maken dat de poortwachtersfunctie in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) serieus moet worden genomen. Hij denkt dat het toch al broze vertrouwen in de bankensector opnieuw 'een serieuze deuk' krijgt.

'Een ander ongewenst neveneffect is ‘decidophobia’. De controleurs of hun leidinggevende durven geen beslissing te nemen die een mate van onzekerheid in zich draagt', schrijft Loonen in het FD. 'De belangen en mogelijke persoonlijke consequenties kunnen immers immens zijn.'

Loonen roept de overheid op 'duidelijker te communiceren aan het publiek welke informatie nodig is en waarom. Dat voorkomt dat wet- en regelgeving een dispuut wordt tussen bank en klant, en ondersteunt de banken in het op orde krijgen van dossiers.'

Uitdaging voor vele marktpartijen 

Zoals Loonen schrijft zijn ook andere marktpartijen druk bezig het proces van Know Your Customer (KYC) en Customer Due Diligence (CDD) op orde te krijgen. Concrete voorbeelden daarvan zijn het platform Robeco One en het beleggingsplatform De Giro. Die laatste heeft een stop afgekondigd op nieuwe zakelijke klanten.

Ook bij Binck is eerder onderzoek gedaan, dat ook een depotbank heeft voor zelfstandige vermogensbeheerders. Het verschil ten opzichte van InsingerGilissen is dat zij geen betaaldiensten doet. Externe bronnen denken dat DNB, dat zich op prudentieel toezicht richt, bij de private bank vooral gericht is op het betalingsverkeer. Maar dat heeft Fondsnieuws overigens niet bevestigd gekregen. 

Bij de grootbanken zijn de afgelopen jaren grote afdelingen opgezet om aan de Wwft te voldoen. Zo is bij ABN Amro naar schatting een kwart van het personeel bezig met cliëntenonderzoek in het kader van integere bedrijfsvoering. 

Vorig jaar maakte InsingerGilissen bekend dat het haar bankvergunning in Nederland inleverde. Daarmee kwam het formeel onder direct toezicht van zowel de Europese als de Luxemburgse centrale bank. Moederbedrijf Quintet Private Bank S.A. houdt formeel kantoor in Luxemburg. Quintet heeft inmiddels veel van de besluitvorming, ook voor de aangesloten dochters zoals InsingerGilissen, naar zich toegetrokken. 

Peter Sieradzki, het raadsel voor de markt
In de markt wordt naar aanleiding van het bericht van Fondsnieuws over het vertrek van topman Peter Sieradzki (64) getwijfeld aan de reden die InsingerGilissen formeel opgeeft voor zijn vertrek: pensioenering. Sieradzki heeft meer dan 25 jaar voor Insinger de Beaufort. In 2017 werd hij de CEO van de fusiebank. In een verklaring heeft de bank laten weten dat hij de komende maanden aanblijft en in zijn rol nauw zal samenwerken met de management committee van Quintet. Op een gepast moment wordt zijn opvolger bekend gemaakt. Geconfronteerd met de twijfel die in de markt over Sieradzki's werkelijke reden tot vertrek bestaat, en of het niet te maken heeft met het onderzoek van DNB, laat de woordvoerder schriftelijk aan Fondsnieuws weten: 'de reden voor het vertrek van Sieradzki is geen andere dan in ons statement is vermeld.'  

 

Meer achtergronden op Fondsnieuws:

Han Dieperink: van ‘just-in-time’ naar ‘just-in-case’

$
0
0

Tussentijdse opslag wordt geminimaliseerd, evenals de bijbehorende kosten. Het grote nadeel van just-in-time produceren is de storingsgevoeligheid. Een kleine storing in de keten kan grote gevolgen hebben. Met behulp van real-time interactie tussen databases kan dat worden voorkomen, mits er 100 procent betrouwbaarheid is wat betreft kwaliteit en levertijd van de producten. Principes die prima in de Japanse cultuur passen. Het gevolg is dat fabrikanten die werken volgens dit principe goedkoper kunnen produceren dan de concurrentie.

Prijs is belangrijker dan risico

Gedwongen door deze prijs concurrentie is just-in-time, met de hulp van McKinsey, de wereld overgegaan. Tussen 1981 en 2000 daalden de voorraden bij Amerikaanse bedrijven met gemiddeld 2 procent per jaar. Moderne communicatie, betrouwbaar containervervoer en steeds betere databasesoftware zorgden ervoor dat de wereldomvattende ketens steeds langer werden. Daardoor nam de kwetsbaarheid toe, maar in de race naar de laagste kosten blijft vaak alleen de goedkoopste keten over. Prijs is belangrijker dan risico, totdat het fout gaat. 

Corona heeft de hele just-in-time keten overhoopgehaald. Het meest prominent kwam dit naar voren bij de industrie waar nota bene het principe is uitgevonden: in de auto-industrie. Veel autoproducenten zitten op dit moment zonder de vereiste semiconductors. Op het totaal van de auto zijn dit relatief kleine, maar essentiële onderdelen. Eigenlijk was het falen van het just-in-time al eerder zichtbaar, namelijk door het nijpende tekort aan mondkapjes bij aanvang van de coronacrisis.

Kwetsbare ketens 

Inmiddels is er een tekort aan zo’n beetje alles. Grondstoffen, halffabricaten en tal van onderdelen waarvan levertijden sterk beginnen op te lopen. De coronacrisis is uniek in dat opzicht dat bij aanvang iedereen ervan uitging dat de vraag fors zou inzakken, maar juist voor goederen steeg die sterk. Het mooiste voorbeeld is de houtindustrie. Een crisis drukt normaal gesproken de huizenmarkt, dus minder grote voorraden hout. Vrijwel meteen ging iedereen massaal klussen of bijbouwen. Houtprijzen zijn daardoor zo sterk gestegen dat dit een rem zet op de aanbouw van nieuwe woningen, een markt die toch al krap was. 

Dankzij just-in-time bleef er ook minder kapitaal vastzitten in de onderneming. Dat is uitgekeerd in de vorm van dividend of door eigen aandelen in te kopen. Daarnaast zorgde just-in-time ook voor hogere winsten. De gemiddelde supermarkt heeft de producten op het schap al meerdere malen verkocht, voordat de toeleverancier wordt betaald. Niet alleen corona, maar ook het het klimaat krijgt steeds meer invloed op deze kwetsbare ketens.

Van just-in-time naar just-in-case

De recente winterstorm in Texas zorgde ervoor dat in de petrochemische ketens tekorten ontstonden. Die stoffen blijken gebruikt te worden in verrassend veel verschillende producten. Het thuiszitten heeft er ook voor gezorgd dat er veel nieuwe huisdieren zijn aangeschaft, waardoor dierenvoeding opeens schaars is geworden. Alsof de duvel er mee speelt, blokkeerde één van de grootste containerschepen ter wereld ook nog even het Suez-kanaal. De omvang van dat schip had alles te maken met de kostenoptimalisatie van de just-in-time keten. Groot is immers goedkoop. 

Er wordt wel gesteld dat bedrijven nu massaal overstappen van just-in-time naar just-in-case. Dat betekent het aanleggen van grotere voorraden en het werken met meerdere toeleveranciers. Dit zijn zaken die de prijs van het product sterk kunnen verhogen. McKinsey adviseert bedrijven nu om voorzichtig te zijn met te lange ketens. Toyota heeft al wat langer ervaring met het just-in-time principe en vooral de Tohoku-aardbeving heeft ervoor gezorgd dat Toyota haar toeleveranciers liever dichtbij heeft zitten.

Tegelijkertijd zijn er legio voorbeelden zoals de aardbeving in Taiwan of overstromingen in Thailand, waar multinationals zich weinig van aantrekken. Zij weten dat uiteindelijk de prijs bepalend is. Zodra de crisis achter de rug is, zullen consumenten niet extra willen betalen voor extra voorraden. Zulke bedrijven zouden failliet gaan als ze dat probeerden. Dat betekent ook dat het met de deglobalisering wel mee zal vallen. De vraag naar zakelijke vliegreizen trekt nu sterk aan, ook na 18 maanden na Sars zaten de vliegtuigen naar Hongkong weer tjokvol.

Regionalisering van ketens 

Bedrijven die alles lokaal willen doen, zullen ontdekken dat ze de concurrentie niet meer aankunnen. De hogere prijs disciplineert het management. Alleen door optimaal gebruik te maken van technologie zoals automatisering en robots is het mogelijk om lokaal te produceren en toch tegen een concurrerende prijs de producten aan te bieden.

Nieuw in deze discussie is de CO2-uitstoot en de tweestrijd tussen China en de Verenigde Staten, twee landen die zo’n beetje in elke wereldomvattende keten zitten. Dat zal ervoor zorgen dat ketens meer geregionaliseerd worden waarbij het belang van Azië, waar veel consumenten wonen, toeneemt. Regionalisering biedt voor beleggers ook verdere mogelijkheden tot diversificatie. Nu kiezen veel beleggers ervoor om de blootstelling naar Azië in te vullen met westerse multinationals, dat zal in de toekomst minder eenvoudig worden. 

Han Dieperink is zelfstandig belegger, consultant en kennisexpert van Fondsnieuws. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Hij geeft zijn analyse en commentaar op economie en markten. Zijn bijdragen verschijnen op dinsdag en donderdag.

Viewing all 14241 articles
Browse latest View live