'In combinatie met hoge kosten zijn dergelijke fondsen zelden een goede keuze', aldus analist Jeffrey Schumacher (foto) van de fondsenvergelijker.
Samen met twee andere analisten keek hij naar de 'active share' van actief beheerde Europese largecap fondsen. Van de 456 fondsen wijkt een op de vijf niet of nauwelijks af van de index. In een soortgelijk onderzoek kwam de Europese toezichthouder Esma eind vorig jaar tot een percentage van 15 procent.
Underperformance
De gemiddelde underperformance van een 'indexhugger' bedroeg in de afgelopen vijf jaar 1,1 procentpunt per jaar. Dat is veel groter dan de vergoeding die voor passieve fondsen worden gerekend. Voor een ETF op de MSCI Europe bedroeg die gemiddeld 0,32 procent.
Vooral in Scandinavië is er veel kritiek van toezichthouders op (lokale) aandelenfondsen die de kosten van een actief fonds rekenen maar zich gedragen als een indextracker. In Noorwegen werd vorig jaar de grootste bank van het land zelfs al gesommeerd de beheervergoeding van een van hun best-selling aandelenfondsen 'in overeenstemming te brengen' met de mate van actief beheer.
Ook in andere landen wordt de discussie gevoerd of deze fondsen nog wel moeten worden aangeboden aan beleggers of bestaansrecht hebben. In Nederland was begin 2015 het SNS Nederlands Aandelenfonds in dit kader het middelpunt van de aandacht.
Mede door een 'aanhoudend gebrek aan actief beheer' werd de analyst rating van het fonds van Corné van Zeijl verlaagd naar 'negative'. De manager pareerde de kritiek door erop te wijzen dat de active share niet alle activiteit in het fonds weerspiegelt en dat zijn fonds wel degelijk actiever geworden is sinds hij in 2010 daar extra ruimte voor kreeg. Bovendien zijn de kosten van het fonds, mede door provisieverbod hier, slechts marginaal hoger dan van een ETF op Nederlandse aandelen.
Op hun retour
In veel andere Europese landen betalen beleggers echter nog een aanzienlijk hogere vergoeding voor indexhuggers. De commotie hierover lijkt al effect te hebben, want uit het Morningstar-onderzoek blijkt namelijk dat indexknuffelaars op hun retour zijn; het percentage fondsen met een lage active share neemt de laatste jaren duidelijk af.
Gelet op de geldstromen kiezen beleggers voor ofwel echt passieve fondsen, ofwel echt actieve fondsen.
De keuze voor echt actieve fondsen wordt daarbij gerechtvaardigd door de prestaties van deze fondsen: de meest actieve fondsen hebben het in het verleden gemiddeld genomen beter gedaan dan de minst actieve fondsen. Schumacher merkt echter op dat beleggers niet blind moeten afgaan op deze maatstaf bij hun keuze voor een fonds. 'Naarmate de active share toeneemt, ontstaan er snel grotere verschillen in rendement en stijgt het risico, waardoor je zowel de best als slechtst presterende fondsen in deze categorie vindt.'