Dit zegt Dimson (foto) tijdens een door Robeco georganiseerd seminar over factorbeleggen. Hij is naast adviseur voor het staatsfonds ook emeritus hoogleraar Finance aan de London School of Economics.
Een groot deel van de presentatie die Dimson in Rotterdam afstak, focuste op opkomende markten. Het fonds, dat sinds jaar en dag de olieopbrengsten van het Scandinavische land beheert en een omvang heeft van inmiddels 684 miljard euro, maakte onlangs bekend meer te alloceren naar deze categorie.
Achterblijvers
Dimson heeft een uitgesproken voorkeur voor achterblijvende opkomende landen. 'Onaantrekkelijke markten doen het beter', zegt hij tegen Fondsnieuws in de kantlijn van de bijeenkomst. 'Het zijn landen waarvan de valuta is gedevalueerd en waar de groei laag ligt.'
De kans is groot dat andere beleggers aan dit soort markten voorbij gaan en daarom zijn juist hier pareltjes te vinden zijn: aandelen met aantrekkelijke waarderingen en hoge dividendrendementen.
Wie naar China - een opkomende markt bij uitstek - kijkt moet de professor gelijk geven. Jaren van hoge economische groeicijfers hebben zich niet vertaald in een aantrekkelijk beursklimaat.
De aangekondigde hervormingen die de Chinese beurs toegankelijker beloven te maken, brengen hem niet op andere gedachten. 'Die kan iedereen zien. Nee, je moet juist contrair zijn.'
Lange horizon
Dit is de belangrijkste les die getrokken kan worden uit het succes van het Noorse fonds. Als appeltje voor de dorst, voor als de oliebaten opdrogen, heeft het een hele lange horizon. 'Deze lange horizon weet het fonds te gelde te maken', vertelt Dimson, die zich tevens financieel historicus mag noemen.
Er zijn maar weinig marktparticipanten die het zich kunnen veroorloven tijdens een crash hun posities niet terug te brengen. Fondsmanagers worden geconfronteerd met uitstroom. Verzekeraars en pensioenfondsen moeten risico's terugdringen onder druk van toezichthouders, aandeelhouders en deelnemers.
Groot in aandelen stappen na de dotcom- en kredietcrisis legde de Noren daarentegen geen windeieren. Het fonds incasseert zo een liquiditeitspremie, legt Dimson uit.
Factorbeleggen
Maar dit is maar één beleggingsaanpak waar het fonds om vermaard is. Dimson zou niet zeggen dat het factorbeleggen op de kaart heeft gezet, maar het was een van de eerste 'pensioenfondsen' dat zijn beleggingsbeleid baseerde op kwantitatieve methoden.
Toch waarschuwt Dimson aan het begin van zijn presentatie voor het blind volgen van strategieën op basis van historische data. Voor elk fenomeen moet wel een sluitende verklaring zijn. 'Geloof geen studies die komen met bewijs als er geen theorie voor is.'
Extra rendement van factoren als waarde, omvang en dividend kan onder meer verklaard worden met het gegeven dat adviseurs een voorkeur hebben voor sexy groeiaandelen.
'Momentum is een krachtige factor, maar dat blijft een beetje een puzzel', zegt Dimson. Het selecteren van aandelen op basis van wat ze de maanden ervoor deden, is volgens hem ook meer iets voor 'prop-traders', handelaren voor eigen boek.
Uit de historie bleek dat aandelen een premie van 3 à 3,5 procent hebben boven schatkistpapier. Opkomende markten hebben een knauw gehad in de jaren '40, onder meer door de communistische revolutie in China, maar sindsdien doen ze het gemiddeld 1,5 procent per jaar beter dan ontwikkelde markten.
Aanvullende studies toonden aan dat de factorpremies overeind bleven in opkomende landen. Waarde deed het voor opkomende landen beter dan voor ontwikkelde. Omvang minder. Dividend en momentum werkten er ook.
Nederland
Dimson lacht om de suggestie dat als het adagium 'koop lage groei en hoog dividend' op ontwikkelde markten toegepast zou worden het Noorse fonds op Nederlandse aandelen uit zou komen.
'Als professor ondernemningsfinanciering was dat een goed voorbeeld. Een project in Nederland moet wel erg goed renderen om beleggers over te halen, terwijl die drempel een paar kilometer verderop in België blijkbaar een stuk lager ligt.'