Dat concludeert de Britse dochter van verzekeraar Aegon op basis van een onderzoek naar de prestaties van elf beleggingsfondsen die de afgelopen jaren zijn geconfronteerd met het vertrek van een zogenoemde ‘star manager’.
Nick Dixon, investment director van Aegon UK, noemt de uitkomsten een wake-upcall voor beleggers, die hun fondsen vaak afgewaardeerd zien worden door analisten als een populaire manager verkast. ‘Weersta de neiging om het schip te verlaten. Star managers moeten het doorgaans hebben van de ideeën en analyses van een breder team, dat de filosofie na het vertrek van zijn baas zal voortzetten.’
Menselijke emotie
Volgens Dixon is het ‘een menselijke emotie’ om liever over ‘personen dan over cijfers’ te praten, maar hindert dat nog wel eens het maken van een juiste beslissing.
Aegon UK nam elf aandelenfondsen onder de loep, waaronder fondsen van Fidelity, Schroders en Jupiter. Alle elf deden het over langere tijd beter dan de markt, waardoor de manager de reputatie van superbelegger kreeg.
In negen van de elf gevallen presteert het fonds ook na het vertrek van deze manager beter; slechts bij twee is dat niet meer zo. Zo blijft Jupiter Financial Opportunities, dat belegt in aandelen van financiële dienstverleners, 2,4 procent achter bij de markt na het vertrek van de verlegen en daarom niet zo bekende Philip Gibbs in 2011.
Wel wat af te dingen
Op de conclusie van Aegon UK is wel wat af te dingen. Uit de gepresenteerde data blijkt dat in zeven van de negen gevallen waarin de outperformance onder de nieuwe leiding werd voortgezet, deze outperformance wel significant afnam.
Slechts in twee gevallen ging het beter, waarbij vooral de situatie bij Schroder European Opportunities in het oog springt. Nadat Chris Rice na 10,5 jaar vertrok als manager, nam Steve Cordell het over. De outperformance steeg van 0,9 naar 5,3 procent.
Maar over het algemeen ging het bij de meeste fondsen minder na het vertrek van de superbelegger. Neem Fidelity Special Situations, dat in Britse bedrijven belegt. Anthony Bolton leidde dit fonds jarenlang. Beleggers die bij de start in 1979 10.000 pond investeerden in het fonds, waren miljonair toen Bolton in januari 2008 overstapte naar een China-fonds van Fidelity.
Onder Bolton deed het fonds het gemiddeld 5,3 procent beter dan de benchmark. Sinds Sanjeev Shah en later Alex Wright de touwtjes in handen hebben, is de outperformance teruggevallen tot 1,9 procent.
Te verklaren
Dat is te verklaren, meent Dixon. ‘De meeste nieuwe managers kwamen binnen in een periode waarin de aandelenmarkten niet of nauwelijks stegen. Dan is een hogere outperformance moeilijker dan bij sterk stijgende koersen.’
Op de kanttekening dat Aegon UK de fondsprestaties na vertrek van de star manager had moeten afzetten tegen de prestaties van zijn nieuwe fonds, antwoordt Dixon: ‘Dat hebben we geprobeerd, maar we liepen tegen een aantal problemen aan. Het China-fonds dat Bolton ging leiden, waar hij in het begin problemen kende, is niet te vergelijken met het Britse aandelenfonds dat hij achterliet.’
Er is één geval waarin wel degelijk een eerlijke vergelijking mogelijk was, en die heeft Aegon UK dan ook gemaakt. Richard Buxton verruilde in juni 2013 het Britse aandelenfonds Schroder UK Alpha Plus voor Old Mutual UK Alpha, dat een identiek uitgangspunt hanteert.
Beide fondsen deden het sindsdien beter dan het marktgemiddelde, waarbij Buxtons oude fonds zelfs een lichte voorsprong heeft. Het team-aspect Dixon trekt de parallel met de voetbalwereld. ‘Waar kun je beter in beleggen: in het Nederlands elftal of in Robben individueel? Het team-aspect is belangrijk.’
Geen probleem
Een terugval in outperformance hoeft volgens Dixon geen probleem te zijn. ‘Een financieel adviseur die elf fondsen selecteert voor zijn klant, waarbij er negen beter dan de markt presteren, zit bij het beste kwart in de sector.’
Hij wijst op de kosten van een switch. Naast aanschafcommissies voor het nieuwe fonds, kost een overstap vaak twee tot drie dagen. ‘In die tijd kan de markt zich tegen je keren.’
Dat Fidelity de beheercommissie verlaagde van 1,2 naar 1 procent toen bekend werd dat Bolton vertrok, begrijpt Dixon wel. ‘Zo kom je aan de zorgen onder beleggers tegemoet. Op basis van de cijfers is het over het algemeen niet nodig.’
Copyright: Het Financieele Dagblad, 25 juli 2014.